Verspil niet het geluk
dat schroomvol in uw handen werd
gelegd
en jaag de kleine vlinder niet
die argloos langs uw anjers
strijkt.
En waak, zeg, waak
wanneer een mond zich brandend in
uw haar klemt
dat niet uw woord
voorbij geurt met de wind.
Wanneer gij wandelt langs de haag
die dik van jonge bloesems staat,
niet voor de dorens, kind,
maar voor de bloesems zelve,
laat ze staan.
uit
de nalatenschap van de Vlaamse dichter Paul Verbruggen
Analyse
Dit gedicht gaat over geluk. Geluk is een moeilijk te omschrijven begrip. De dichter Kopland brak er zich het hoofd over in zijn gedicht: Wat is geluk?
In dit verband is geluk iets wat je niet helemaal zelf in de hand hebt. De dichter gaat ervan uit dat het je gegeven wordt. Het wordt je schroomvol in de handen gelegd. Waar dit geschenk van komt blijft weliswaar buiten beschouwing, maar het moet wel een hemelse gave zijn, die je dus onwillekeurig overkomt.
De manier waarop het geluk wordt geschonken is schroomvol. Nu is schroom een woord dat in onze contreien niet veel meer wordt gebruikt of het moest zijn in omgekeerde zin, wanneer iemand onbeschroomd, dus zonder de minste gêne zijn gang gaat. In schroomvol zit iets van voorzichtigheid, alsof geschenk breekbaar is en verloren kan gaan, als je niet goed uitkijkt.
De schroomvolle manier waarop geluk wordt gegeven vraagt daarom van degene die het ontvangt, dat hij of zij het ook schroomvol behandelt. Dat wil zeggen met eerbied en respect ermee omgaat om het niet te verspillen. Verspillen duidt er op dat je iets achteloos er doorheen jaagt en verbruikt. Daardoor zou je de kans op geluk kunnen verspelen. Het gaat er dus om spaarzaam met die gave om te gaan en, zoals mijn vriendelijke muze mij ingaf, het te koesteren. Want wat je koestert, aan het hart drukt en liefderijk verzorgt, verlies je niet snel.
De dichter geeft zijn goede raad aan iemand die hij aanspreekt met kind. Het ligt voor de hand dat die persoon jonger moet zijn en met minder ervaring dan hij zelf. Hij zou het als vader kunnen schrijven voor zijn nog jonge zoon of dochter, zoals vaders nu eenmaal hun kinderen een richting willen wijzen en behoeden voor misstappen. Maar zijn raad kan natuurlijk aan iedereen, dus ook aan de lezer gericht zijn.
De raad om het geluk niet te verspillen wordt hier in drie beelden verduidelijkt. Het zijn beelden die illustreren wat je niet zou moeten doen, wanneer je respectvol met je geluk wilt omgaan. Dat vereist een zekere terughoudendheid, die schroom dus om het wonder van de natuur der dingen geen geweld aan te doen. De vlinder niet wegjagen, de bloesem niet plukken suggereren dat je rekening moet houden met het leven van wat je omgeeft en het niet impulsief geweld aan zou moeten doen. Maar het vereist ook dat je het goede antwoord weet op de mond die zich brandend in je haar klemt, zodat je niet lichtvaardig met de hartstocht omspringt.
De dichter veronderstelt dat geluk een geschenk is, dat je niet helemaal zelf in de hand hebt. Maar tegelijkertijd veronderstelt hij dat je veel kunt doen om het geluk te behouden, wanneer het je eenmaal in de handen is gelegd