Posts tonen met het label Achterberg Gerrit: De dichter is een koe. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Achterberg Gerrit: De dichter is een koe. Alle posts tonen

8 januari 2010

G.Achterberg: De dichter is een koe


Gras … en voorbij het grazen
lig ik bij mijn vier poten
mijn ogen te verbazen,
omdat ik nu weer evengrote
monden vol eet zonder te lopen,
terwijl ik straks nog liep te eten,
ik ben het zeker weer vergeten
wat voor een dier ik ben - de sloten
kaatsen mijn beeld wanneer ik drink,
dan kijk ik naar mijn kop en denk:
hoe komt die koe ondersteboven?
Het hek waartegen ik mij schuur
wordt glad en oud en vettig op den duur.
Voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw
en zij voor mij: mijn tong is hen te ruw,
alleen de boer melkt mij zo zalig,
dat ik niet eenmaal denk: wat is hij toch inhalig.
's Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust
dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.






Analyse

De dichter is een koe in zoverre hij de werkelijkheid herkauwt. Het proces van het herkauwen is een vorm van opnieuw eten om uit het verzamelde gras die elementen te halen die werkelijk van nut zijn om omgevormd te worden tot melk. De dichter verbaast zich met de koe over dit bijna autonome proces van transformatie. Na het innemen van de werkelijkheid buiten is er de behoefte die innerlijk te transformeren en terug te geven in de vorm van poëzie. Dat lijkt op het beeld van poëzie als ademhalen bij Bloem. zie: J.C.Bloem: Ademen

Herkauwen is ook: eten in tegengestelde richting. D.w.z. de dichter keert de gegeven werkelijkheid om, zodat er een verdubbeling ontstaat. De uiterlijke werkelijkheid wordt in het gedicht verdubbeld met een innerlijke werkelijkheid. Daarmee wordt de werkelijkheid omgekeerd, op zijn kop gezet, ten gunste van de eigenlijke werkelijkheid waar het gedicht van spreekt.

De dichter staat dus anders in de wereld dan de meeste mensen en verwijst naar een wereld die onder de bovenkant, dat wil zeggen onder de oppervlakte is, getuige het beeld van de koe, die zichzelf omgekeerd onder water ziet. Daardoor wordt hij in de wereld tot een vreemde: voor kikkers en voor kinderen ben ik schuw en zij voor mij.

In de poëzie heeft de dichter voeling met een ander onderbewust zelf, dat zijn handelen beheerst. Vandaar de verbazing over het eigen passieve herkauwen en de ervaring niet zelf poëzie te scheppen, maar als het ware gemolken te worden door een hogere instantie. Zie ook: G.Achterberg: Melkknecht. In de poëzie legt de dichter de weg in omgekeerde richting af door terug te gaan naar zijn  oorsprong: 's Nachts, in de mist, droom ik gans onbewust dat ik een kalfje ben, dat bij de moeder rust.

De nacht, de mist, het onbewuste en de droom worden zijn domein en daarmee wordt de verdubbelde werkelijkheid de 'eigen' werkelijkheid, d.w.z. de echte werkelijkheid.