Gerard Reve: Bezorgde ouders





De katholieke roman van Gerard Reve

Reve's in het najaar van 1988 verschenen roman Bezorgde Ouders is intrigerend te noemen vanwege zijn verbinding van erotiek en religie. Los van elkaar bieden beide elementen in de roman weinig spanning, noch de inmiddels geijkte erotische verlangens, noch de excentrieke religieuze beleving van de hoofdpersoon Treger. De spanning moet komen van een nieuw katholiek element dat beide polen verbindt en concreet wordt in de bijzondere rol die de katholieke dieren en de zwarte katholieken in de roman spelen.
Ook Reve zelf blijkt bijzondere waarde te hechten aan het katholieke karakter van zijn roman, wanneer hij schrijft: 'Gelukkig is mijn jongste roman Bezorgde Ouders goed ontvangen, wat men in dit tijdsgewricht van een katholiek boek niet zo snel zoude verwachten. (...) Na Huysmans A Rebours is er nauwelijks meer een katholieke roman verschenen, ik bedoel een katholiek boek dat desondanks een kunstwerk en geen traktaat is'.
De lezer mag veronderstellen dat het begrip katholiek een heel eigen reviaanse duiding krijgt. Het is daarom alleszins de moeite waard in de roman na te gaan welke die duiding is en in hoeverre ze de gangbare opvatting van katholiciteit dekt of overschrijdt.

Verhaal en verhaalstructuur
Het verhaal of de 'fabel' van Bezorgde Ouders is uiterst summier. We volgen de hoofdpersoon, de dichter Treger, gedurende een etmaal op de bovenetage van een oud krot, waar hij met zijn vriend Eenhoorn woont. Hij is bezig een 'wereldlied voor alle volken' te dichten, welke bezigheid hij onderbreekt voor een bezoek aan de drankwinkel, de nabijgelegen kapel en de dierentuin
Van belang is de specifieke tijd waarin het verhaal ons plaatst: 'In de Advent van het jaar 197'-drie dagen vóór Kerstmis'. (7) Deze tijd roept ook hier dezelfde troosteloosheid op als in De Avonden, een verwachting van een verzoening, van ietsnieuws tegen de feiten in: 'Men vierde een geboortefeest, dat van de belangrijkste Geboorte aller tijden nog wel, maar van een feeststemming was Treger niets gebleken: het was de ergste tijd van het jaar. 'Wie heeft dat uitgevonden?' vroeg hij zich af. 'Hoewel: O udjaar is misschien nog erger'. (9)
Opvallend is dat bij Treger de verwachting religieus, ja zelfs katholiek is gekleurd door de inhoud die de begrippen Advent en Kerstmis suggereren: 'Vrijwel niemand wist meer, wat Kerstmis inhield of betekende. 'Eigenlijk niemand', stelde Treger vast'.(9)
Reeds vanaf het begin stuiten we hier op twee lagen in de roman. Aan de ene kant de laag van de uiterlijke gebeurtenissen, die niets om het lijf blijken te hebben, de zinloze, troosteloze laag van de tijd vóór Kerstmis en aan de andere kant de verborgen laag van Tregers innerlijke beleving en verwachting van een heilsgebeuren, dat alleen hij schijnt te bevroeden.
Ook in het vervolg van de roman worden we bij herhaling getroffen door het feit dat er in de laag van de handeling bijna niets gebeurt. Iedere poging van Treger zijn verlangens te realiseren lijkt tot frustratie en vruchteloosheid gedoemd. Het wereldlied voor alle volken blijft in de eerste regels steken. De herhaalde zoektocht naar de jongen, die in een revistisch ritueel het kerstfeest voor Eenhoorn moet opluisteren, loopt op niets uit.
Dat de laag van de uiterlijke gebeurtenissen de lezer weinig te bieden heeft, merkt ook de auteur zelf bij monde van Treger op: 'Twee jongens die van de herenliefde waren... Daar interesseerde zich allang geen hond meer voor. (...) Een roman dus, waarin niets gebeurde, behalve de deur uitgaan om boodschappen te doen. Daar had de lezer geen boodschap aan'.(306) Het is een ironische hint om de roman te lezen vanuit een andere laag, die van Tregers innerlijke monoloog, een laag waarin Treger profetisch getuige is van een verborgen heilsgebeuren, waarvan hij alleen de tekenen ziet: ‘In wezen gaat het niet om die twee jongens die op die etage wonen', dacht hij, 'en wat die doen of niet doen. Het gaat over iets heel anders. Het gaat over alles. Ik moet alles in één klap in dat boek zetten, niet te moeilijk’.(308)
Deze sleutelpassage in de roman over de roman verduidelijkt zijn katholieke karakter. De roman is in de oorspronkelijke betekenis van dit woord alles en allen omvattend. In zijn poging tot allesomvattende zingeving en verzoening moet het verhaal hetzelfde tot uitdrukking brengen als de dichter Treger pretendeert met zijn wereldlied: een lied van liefde en pijn, maar ook 'een lied van hoop voor de ganse mensheid, want wie het zingt of hoort zingen zal in eeuwigheid niet sterven, maar in zijn vlees God zien'.(87)
Voegt dit katholieke verhaal iets nieuws toe aan de gangbare katholieke visie en vormt het een literaire 'meerwaarde' in de roman? Sommige critici wagen dit laatste te betwijfelen. Maar dan houden ze te weinig rekening met de romantische ironie in de roman.

Romantische ironie
Dit dualisme krijgt in de roman vorm in de twee tegengestelde lagen: aan de ene kant Tregers frustratie in een wereld die hem vreemd is en aan de andere kant zijn verwachting van een verborgen heil, waardoor alle tegenstellingen verzoend zullen worden.
Dat de romantische ironie in haar dualisme uiteindelijk tendeert naar Eenheid en verzoening van het onverzoenlijke, wordt duidelijk uit Tregers overtuiging dat bij de overwinning van het Lam de Satan niet wordt vernietigd, maar 'voor het Lam zoude knielen en Diens zegen zoude ontvangen'. (245)
Het blijkt dat de romantisch ironische kunstopvatting om in de roman alles met alles te verzoenen 'katholiek' genoemd kan worden, in zoverre als zij het mysterie van Gods Incarnatie consequent tot uitdrukking poogt te brengen. Dat is het mysterie van Kerstmis, dat Treger verwacht. 

Engel en dier
Het gebied waarop zich de verzoening der tegenpolen in de roman concentreert is Tregers beleving van de erotiek. In zijn verhouding tot Eenhoorn is iets gespletens. Aan de ene kant wordt zij als iets heiligs ervaren, zoals blijkt uit de beschrijving van hun eerste seksuele contact, dat gehuld is in een licht als van een goddelijk noodlot. Het is alsof zij door de Geest naar elkaar toe worden gedreven. Hij beseft dat zijn leven voorgoed veranderd is en dat, 'zo er hoop bestond, de liefde de eerste en laatste hoop was'.(42)
Aan de andere kant is er vanaf het begin van de roman in Tregers liefde tot Eenhoorn de ervaring van een tragisch gemis, een verlangen dat niet kan worden vervuld. Treger verlangt dat Eenhoorn, die engelachtig en lief is, wreed zou zijn en gewetenloos zou streven naar het bevredigen van een wrede, verboden lust. (13)
In eerste instantie lijken de beide polen niet te verzoenen. Toch leeft bij Treger de hoop dat zijn droom van erotische wreedheid vervuld kan worden, omdat hij in wezen waar is, een groot ondoorgrondelijk mysterie, een verborgenheid, die zich eens in volle grootsheid zou openbaren.(14)
Binnen deze verwachting ligt ook Tregers geloof in het bestaan van katholieke dieren. Niet voor niets bezoekt hij naast de kerk ook de dierentuin. Hij gelooft in de Natuur als openbaring van Gods Majesteit (317) en in de speciale rol die aan de katholieke dieren daarin is toebedeeld. (246) Dat zij een noodzakelijke rol vervullen in zijn heilsvisie, daarvan legt Treger getuigenis af in een aangrijpende geloofsbelijdenis aan het slot van de roman:
"Al ware het er slechts één... één enkel katholiek dier, op deze gehele aarde', sprak hij bezwerend, als las hij voor uit een geopenbaarde tekst. 'Al ware het er slechts één, dan nog zal God niet laten varen het werk zijner handen...".(319)
Illustratief lijkt in dit verband een uitspraak van Pascal, waarin hij stelt: l'Homme n'est ni ange ni bête et le malheur veut que qui veut faire l'ange fait la bête'. (Pensee 358). De genoemde tegenstelling tussen engel en beest krijgt in Tregers opvatting een verrassende omkering, waar hij het beest een positieve rol toebedeelt, gezien zijn overtuiging dat het dier iets natuurlijks openbaart, dat in wezen 'katholiek' is.
Wanneer we dit toepassen op de verhouding van Treger en Eenhoorn, dan moet ook in de erotiek het dier zijn plaats hebben. De engel Eenhoorn (symbool van zuiverheid) mist iets wezenlijks als hij niet deelheeft aan het verlangen naar erotische wreedheid. In de roman wordt de taboe op een verboden meedogenloze lust opengebroken om noodzakelijk deel uit te maken van een erotische en kosmische heilsverwachting. Het wrede luipaarddier Treger wordt verzoend met de kuise Eenhoorn.
De verzoening met het dier is uiteindelijk de verzoening met de 'verloren' Natuur, de verdrongen verlangens, die toch waar zijn. Daarop zinspeelt ook de vermelding van de verloren speelgoedbeer uit Tregers kindertijd, die dezelfde lijkt als de gevonden teddybeer, maar nu vele malen vergroot tot demonische proporties. (76, 108, 109) Tregers plannen met de beer kunnen niet worden uitgevoerd. De demon blijft gebonden in het voorportaal van de kerk achter. Toch kan de droom van de verboden erotiek verwezenlijkt worden, maar dan in een alles verzoenende katholiciteit.

Erotiek en religie
In Bezorgde Ouders vinden zowel erotische als religieuze beleving haar grond in de duistere oerervaring van een tragisch tekort. Op erotisch vlak gaat deze ervaring terug tot Tregers jeugd zoals in de herinnering aan de krantenjongen, bij wiens verschijnen Treger 'steeds de nabijheid had gevoeld van iets onuitsprekelijks, dat onvervulbaar was: van iets rampzaligs, dat nooit verzoend zoude kunnen worden'.(20)
Op religieus vlak komt dit tragische gevoel naar boven, wanneer Treger de katholieke kerk binnengaat: 'Het scheen een diepe, niet te onderdrukken of terzijde te schuiven gewaarwording te zijn van het vergeefse en futiele van het leven, niet alleen van zijn eigen leven, maar van alle bestaan'.(143)
Beide ervaringen maken deel uit van Tregers lijden, dat als kosmisch lijden wordt beleefd: 'Want in zijn, Tregers lijden, lag het lijden van de gehele schepping besloten'.(126) Dit lijden krijgt ook een religieuze, Messiaanse duiding. Dat suggereert het citaat uit Mattheüs, dat als motto aan de roman voorafgaat.
Tregers besef dat zijn lijden het lijden is van de gehele schepping, inclusief het dier, steunt hem in de overtuiging dat eens alle dieren katholiek zullen worden. Hij weet dat 'bevestigd en zonneklaar geopenbaard in de Schrift, Romeinen Acht'.(120) Het gaat daar immers om het lijden van de gehele natuur, die in barensweeën zucht om deel te hebben aan de heerlijkheid Gods.
Tregers lijden wordt als in wezen religieus en katholiek ervaren. Het is lijden aan een kosmisch Godsverlangen, waaraan heel de natuur deel heeft, ook het erotisch verlangen. 'Liefde is pijn' betoogt Treger tot een denkbeeldige moeder, die bezorgd is om het ontuchtige gedrag van haar zoon. (12,13) Men weet niet wat pijn is en daarom ook niet wat echte liefde is. Het besef van liefde en lijden moet verruimd worden, anders blijft het bij rondhoereren en vluchtige liefde. De angst voor de echte liefde is erfelijk overgedragen door 'bezorgde ouders'.(319)
Het zal duidelijk zijn dat Tregers erotiek wordt beleefd binnen een religieus perspectief, maar ook dat zijn religiositeit erotisch moet worden verwezenlijkt en wel vanuit het duistere domein van Gods verborgenheid. Tregers onophoudelijke zoektocht naar het 'jongensdier' om er met Eenhoorn wrede lust mee te beleven is een zoektocht naar God, die in zijn overtuiging heerst over de Duisternis en de Doden.(221) De achtereenvolgende ontmoeting met de onbereikbare drie zwarte jongens wordt ervaren als een ontmoeting met de Dood: 'Alle drie waren ze de Dood'.(215) In deze erotiek wordt ook de Dood van zijn gruwel ontdaan, omdat zij de vervulling inhoudt van het erotisch verlangen'. 'Het Lijden en de Dood zijn het voedsel der liefde', dacht Treger met grote stelligheid'.(215)
In zijn erotisch visioen moeten het Lijden en de Dood de bevrediging van zijn lust begeleiden als de goddelijke Muziek der sferen: 'Was het kreunen van pijn van dat zwarte katholieke eenzame en moederloos geworden jongensdier, onder hem liggend op de zerk van zijn tragisch heengegane moeder, niet de tederste muziek die bestond en die Gode even welgevallig was als de sferenmuziek der planeten?'(215) Uiteindelijk krijgt het erotische lijden een religieuze duiding: het is Gods lijden, want: 'God is het lijden, het lijden der wereld'.(223) 

De zwarte katholieken
Waar Treger zich in zijn religieuze beleving mee bezighoudt is de 'zwarte' numineuze kant van de werkelijkheid, die in de gangbare beleving is verdrongen en onder een taboe staat. Hij ervaart de verborgenheid Gods, die zich manifesteert in de donkere achterkant der dingen.(12) Het is het huiveringwekkende en fascinerende mysterie van Gods 'achterkant', dat hij meent te lezen in Exodus 33: 'en wanneer Ik mijn hand zal weggenomen hebben, zo zult gij Mijn achterste delen zien; maar Mijn aangezicht zal geenszins gezien worden'.(52) Deze verborgen macht is zoals we zagen vooral gesitueerd in de ervaring van de oorspronkelijke Natuur, het geheimzinnig animale, het verwarrende mysterie van de erotiek, dat zich openbaart in de ontmoeting met de onbereikbare zwarte jongensdieren.
Met dit tragische besef op zoek te zijn naar de 'zwarte' onbereikbare God lijkt Treger in de katholieke kerk alleen te staan. Maar merkwaardig genoeg biedt deze kerk voor hem de plaats, waar hij zich niet van zijn noodlot hoeft te ontdoen, maar als een echt Noodlot kan beleven.(180)
Treger die er soms aan twijfelt of hij wel had moeten toetreden tot de kerk en zijn intrede als een gevolg van 'krankzinnigheid'(24) bestempelt laat er geen twijfel over bestaan wat hem in de katholieke kerk heeft aangetrokken: 'het gemak waarmede deze verstand en rede moeiteloos opzijschoof als het om de openbaring van de waarheid ging. 'Dat klopt', dacht hij. 'God is niet redelijk. Die heeft wel degelijk een rectum".(310) Het ironisch schokeffect dat het laatste oproept moet in zijn context gezien worden om niet te worden misverstaan, maar het duidt erop dat Treger binnen de kerk de mogelijkheid ziet zijn numineuze ervaring van Gods 'achterkant' thuis te brengen. Maar dan moet hij gangbare waarden omkeren en taboes doorbreken.
In dit perspectief is het niet verwonderlijk dat Tregers hoop gevestigd is op de zwarte katholieken, wier vroomheid natuurlijk is en ongekunsteld en getuigt van eerbied voor de Natuur als openbaring van Gods Majesteit.(317) Zij zijn het die de voorhoede vormen in de 'Oorlog van het Lam' als de eersten van de honderd vierenveertigduizend getrouwen. Zij volgen samen met hun zoontjes, twaalfduizend zwarte jongetjes, het Lam.(184)
Wat de 'zwarte katholieken' voor Treger voorstellen wordt duidelijk wanneer zich geleidelijk voor hem de Tegenstander gaat aftekenen. Het zijn de door Satan opgehitste 'suikerzieken'.(315) Zij zijn de ongelovigen, de niet-katholieken, immers katholieken zijn in wezen niet suikerziek, want 'ongeloof en suikerziekte die gaan hand in hand'.(80) De suikerzieken leven in de wereld van de schijn, van het onechte, onnatuurlijke, de wereld van 'suikervrij gebak en taarten'.(96) Het zijn de 'welvaartszieken' en 'welzijnsgedoemden' die door hun ontkenning van het heilige en eeuwige mysterie hopeloos ziek zijn geworden: 'glucose van de ogen en suikerziekte des ingewands'.(315)

In Tregers visie zijn de 'blanke suikerzieken' er nog het ergst aan toe, omdat zij willens en wetens de enige eigenlijke 'zonde tegen de Natuur' hebben bedreven door zich van hun oorspronkelijke natuur te vervreemden. Bij de 'zwarte katholieken' daarentegen ziet Treger barmhartigheid jegens de dieren (317) en daardoor staan zij open voor het Mysterie van Gods verborgen 'achterkant'.

De verzoening der tegendelen
Bezorgde Ouders 'gaat over alles'.(308) Het katholieke verhaal wordt opnieuw verteld vanuit Tregers oerervaring, 'niet te moeilijk', maar wel symbolisch en verborgen. Daarmee pretendeert het algemene geldigheid.
In haar uitgangspunt is Tregers 'oerervaring' romantisch-modern te noemen vanwege het tragische gevoel van gespletenheid tussen mens en wereld. Maar voor Treger is het niets anders dan het romantische lijden aan de verloren eenheid met de Natuur, die uiteindelijk de verloren eenheid met God is. Hij beleeft deze gespletenheid in zijn erotisch verlangen, dat 'gebonden' is. Dit natuurlijke, maar onmogelijke verlangen naar de wrede 'jongensprins', die zijn wrede God is, is in wezen een religieus en mystiek verlangen. Ook dat lijkt 'gebonden', juist omdat het in het hedendaagse bewustzijn verdrongen is naar het rijk van de Duisternis. Toch wil Treger dit verlangen met verloochenen. Dat zou zijn eigenlijke zonde zijn.(195)
Treger meent de mogelijkheid tot verzoening van deze onverzoenbare gespletenheid gevonden te hebben in de katholieke kerk. Zij is voor hem de mystieke Moeder, die geborgenheid geeft (23), concreet beleefd in het beeld van de Moeder Gods. Zij vervangt voor hem de 'verloren moeder' (91), die deel uitmaakt van de tragisch verloren Natuur. Het is begrijpelijk dat Treger een bijzondere verering koestert jegens de Moeder Gods (145), omdat zij de menselijke kant van God vertegenwoordigt, die 'ontboeit' (81) door alles te omvatten, ook de 'gebonden' Eros. Zij is voor Treger het principe van Gods Incarnatie in de wereld van het zinloze lijden en het kwaad. Vandaar dat onder haar Vaandel, dat door het Lam wordt gedragen, de Satan wordt overwonnen én verzoend met haar Zoon. (122; 184).
Is deze visie rechtzinnig katholiek? Deze vraag lijkt, gezien het voorgaande minder relevant. Immers op een orthodoxe visie in de roman zitten we niet te wachten. De vraag wordt eerder interessant in hoeverre Tregers visie, dat erotiek en religie in elkaars verlengde liggen en dat de erotiek de onophoudelijke bron is van het Godsverlangen, de orthodoxe, gangbare katholieke visie heeft opengebroken tot een zinvol perspectief.
Mijn indruk is dat Treger - en in dit geval Reve - vanuit hun tragische, romantische inspiratie de toegang hebben gevonden tot een onderstroom in de katholieke geloofsbeleving, die al vanaf de eerst eeuwen een verdrongen bestaan heeft geleid en die zich gedeeltelijk manifesteerde in een mystieke traditie en in een christelijk gnostische. Door deze te wantrouwen en niet zelden naar de heterodoxie te verbannen heeft de kerk zich in feite afgesneden van een belangrijke bron van authentieke religieuze ervaring. Uiteindelijk gaat het hier om de Eros, natuurlijke bron van alle liefde en Godsverlangen, die niet gekerstend is, maar als 'heidens' is verdrongen.
Treger leeft in een ruimere katholieke kerk, die het mysterie van Gods Incarnatie consequenter heeft doorgevoerd tot in het duistere gebied van Gods verborgenheid. Die ruimere kerk omvat heel de aarde en ieder schepsel, ook het dier.
Aan het slot van zijn Taal der Liefde roept Reve zijn beeld van de Koningin op: 'Ze bezit wonderschone gedachten over de ware Natuur Gods, die helemaal van haarzelf zijn... Ze is wel lid van een bepaalde kerk, maar ze is in het geheim lid van een verborgen kerk, die de gehele bewoonde wereld omspant, en die de waarheid zoekt, onvermoeibaar, maar de mensen die erbij zijn die zwijgen er over en blijven gewoon in hun eigen kerk'.
Het zou me met verwonderen als Reve in de opvatting van de Koningin zijn eigen visie projecteert. Die visie lokt mij wel aan.