Posts tonen met het label Lucebert: Poëzie is kinderspel. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Lucebert: Poëzie is kinderspel. Alle posts tonen

9 juli 2010

Lucebert: Poëzie is kinderspel

over het krakende ei
dwaalt een hemelse bode
op zoek naar zijn antipode
en dat zijt gij

mogelijk dat men op zulk een kleine schaal
niet denken kan het maakt nijdig
of men is verveeld dus veel te veilig
dan is men verloren voor de poëzie

u rest slechts een troost ligt gij op sterven
gij verveelt u dan ook niet
en plotseling kan dan pop en bal
laat herinnerd u laten weten
dit was ik en dat was het heelal



Analyse

Poëzie is kinderspel…
Het is duidelijk dat het gedicht over poëzie gaat. De titel geeft aan dat poëzie kinderspel is. Dat betekent in eerste instantie dat poëzie voor iemand die het leest iets eenvoudigs aanduidt, waarschijnlijk in tegenstelling tot wat menigeen bij poëzie veronderstelt, namelijk dat het ingewikkeld zou zijn en moeilijk te doorgronden.

Poëzie richt zich tot de lezer als kind, als iemand die alles nog pril en niet zo volwassen en serieus bekijkt. Vandaar ook het woord spel. Zo’n spel heeft eigen regels, die wellicht niet overeenkomen met de prozaregels van de volwassen mens.
Zoals uit het gedicht blijkt is poëzie een spel met beelden. Beelden zijn geen gedachten of begrippen. Ze zijn niet eenduidig, maar kunnen tegelijk naar verschillende zaken verwijzen, die overigens wel weer verband met elkaar houden.

Het krakende ei…
Er zijn weinig beelden zo eenvoudig en veelduidig als het beeld van het ei. Het verwijst in eerste instantie naar een oerbegin, een bestaan van vóór de geboorte. Dat het ei kraakt geeft aan dat er iets geboren moet worden, iets zijn baan moet breken en zich ontwikkelen.

Het krakende ei kan ook betrekking hebben op het gedicht zelf. Het is in zijn vorm beknopt, een samengebalde vorm, die Simon Vestdijk ooit eens een glanzende kiemcel noemde. Maar tegelijkertijd houdt het veel in voor wie in beelden kan lezen. Maar dan moet het gedicht eerst gekraakt worden.
Zo kan in wijder verband het ei verwijzen naar de oorsprong van ieder mensenleven, naar het wonderlijke en onverklaarbare begin dat nog alles in zich houdt.
Maar gaandeweg het spel van het gedicht zullen zich nog wel meer mogelijke verwijzingen aandienen.

dwaalt een hemels bode…
Het beeld van de bode duidt op een persoon. Het gaat hier kennelijk om een bijzondere boodschapper, die meer te zeggen heeft dan een eenduidige waarheid of les of moraal.
Daar duidt ook het woord hemels op. De bode, we mogen aannemen dat het de dichter zelf is, wil zijn lezer wijzen op iets hemels, iets metafysisch, iets wat de alledaagse werkelijkheid overstijgt.

Op zoek naar zijn antipode en dat zijt gij…
De nadruk in het gedicht ligt hier sterk op het lezen van poëzie, van wat de hemelse bode via het gedicht te zeggen heeft. Vandaar dat de lezer verrassend persoonlijk en direct wordt aangesproken als een gij, iemand voor wie het gedicht van het krakende ei, bestemd is en die er iets mee zal moeten doen.
Binnen de context mag je veronderstellen dat de lezer de antipode is naar wie het gedicht en zijn bode op zoek zijn. Het geschrevene zoekt in de lezer zijn antwoord. Schrijven en lezen hangen immers met elkaar samen. Het geschrevene is een code en veronderstelt dat de lezer die code kan ontcijferen

Mogelijk dat men op zulk een kleine schaal
niet denken kan het maakt nijdig...
Er zijn allerlei redenen waarom de code van het gedicht de lezer niet bereikt. In de tweede strofe worden er twee genoemd. Hier allereerst de opvatting dat in zo’n klein bestek geen gedachten kunnen worden ontwikkeld. Dat vormt een bron van irritatie.
Dat is het misverstand dat het gedicht uit gedachten zou bestaan. Maar het gaat hier om het lezen van beelden. In dit gedicht is dat een simpel beeld, een ei dat kraakt.

Of men is verveeld dus veel te veilig
Dan is men verloren voor de poëzie...
Een andere reden waarom de poëzie niet overkomt is verveling. Verveling duidt op verzadiging. Men heeft te veel. De lezer is blasé geworden en is zijn nieuwsgierigheid verloren. Hij staat niet meer open voor het wonder van het leven waar het gedicht over wil spreken.

u rest slechts een troost ligt gij op sterven
gij verveelt u dan ook niet…
Die verveling van de op zijn veiligheid gestelde lezer verdwijnt, wanneer hij komt te sterven. Zoals het begin van het leven een wonder is, zo is dat ook het einde. Daar ontkomt niemand aan. De troost moet wel zijn dat hij die voor de poëzie verloren was haar uiteindelijk toch nog zal kunnen ontmoeten.

en plotseling kan dan pop en bal
laat herinnerd u laten weten
dit was ik en dat was het heelal…
Het einde van het leven keert terug naar het begin. De herinnering aan het kinderspel met pop en bal krijgt een diepere duiding. Ze verwijst naar de verhouding tussen het ik en het heelal.
Er is hier sprake van een tegenstelling (dit was ik en dat was het heelal), met name waar het gaat om de omvang van het heelal en de bescheiden plaats die het ik daarin inneemt. Dat zou de gewichtige en serieuze lezer tot bescheidenheid moeten stemmen.
Van de andere kant maakt de laatste regel ook bewust dat het ik een deel is van het heelal en dat zijn bescheiden bestaan meespeelt in dit grote geheel.

Conclusie

Samengevat, verwijst het gedicht van het krakende ei dus naar het menselijke bestaan tussen geboorte en dood. Zoals de schaal van de geboorte gekraakt moet worden zo moet ook de schaal van de dood gekraakt worden. In beide gevallen hebben we te maken met een voor het menselijk begrip onverklaarbaar wonder.

Het feit dat het wonder van het menselijk bestaan geplaatst wordt binnen het bestel van het heelal verwijst naar een nog groter wonder. Wellicht is ook het heelal zelf het krakende ei, het oerbegin maar ook de voltooiing van al wat leeft en zich ontwikkelt.