A.F.Th van der Heijden: De Sandwich



                     Het proces van zingeving in de roman de Sandwich 

Denk eraan dat doden gulzig zijn, snakkend naar leven dat jij leidt.
(Uit: Hans Berghuis: Etruskische Gezangen)

Een steeds terugkerend motief van alle schrijven - niet alleen van autobiografisch werk - is het cultiveren van de herinnering. Van der Heijden is een auteur die deze cultus bij uitstek en in vele variaties beoefent. Nu is het met de herinnering zo gesteld, dat belevenissen en beelden uit het verleden niet altijd willekeurig en op bevel in het bewustzijn kunnen worden opgeroepen. We weten sinds Proust en Freud dat ze veeleer via onbewuste en in zekere zin onwillekeurige associaties in het bewustzijn naar boven komen.

Men zou de romans van Van der Heijden kunnen beschouwen als even zovele experimenten om de voorwaarden te scheppen, waardoor dit associatieproces op gang komt. Doel van dit creatieve proces lijkt om de herinnerde beelden uit te tillen boven hun puur anekdotische en tijdelijke karakter en ze te ordenen en samen te smelten tot iets wat voor de schrijver en de lezer 'zin' oplevert. Het herbeleven lijkt zo sterker en geconcentreerder dan het beleefde, doordat het aan de 'tand des tijds' is onttrokken en aan zin en betekenis heeft gewonnen.

'Zin' lijkt hier verdichting van bewustzijn, geconcentreerde ervaring van leven. Aan de ene kant kan dit bewustzijn soms worden vertaald met iets als 'hemel', zoals in de roman Het leven uit een dag. Aan de andere kant kan die zin soms het karakter hebben van zijn schijnbare tegenpool namelijk 'ontsnapping aan het dodenrijk', hetgeen naar voren komt in de roman De Sandwich.
Het is aantrekkelijk om de laatste roman vanuit bovengenoemde thematiek te bespreken, omdat de zoektocht naar het verloren betekenisvolle beeld hier centraal staat en ook omdat de schrijver hier nogal expliciet verantwoording aflegt van zijn zingevende activiteit.

Het verhaal
Aanleiding tot de roman De Sandwich is het bericht van de dood van twee jeugdvrienden van de auteur/ikfiguur, te weten Karine, zijn eerste liefde, en Frank. Hij is hen beiden uit het oog verloren, sinds hij in Amsterdam woont.
Hoewel het bericht over deze twee 'doden uit het zuiden' hem met een tussenpoos van twee en een half jaar bereikt, oefent hun dood - Karine pleegde zelfmoord en Frank was het slachtoffer van een bizar ongeluk ~ zo'n gewicht op hem uit dat hij de herinneringsbeelden van hen moet ordenen en samenbrengen tot één beeld dat hen beiden omvat. Dat beschouwt hij als een soort 'requiem' voor hen, maar ook als 'rust' voor hemzelf.

De zoektocht in de herinnering naar een voorval waarin zij beiden samen waren wordt tot een obsessie. Maar het lukt hem in eerste instantie niet dat beeld naar boven te krijgen. Pas als hijzelf in een toestand van overspannenheid in doodsangst de uitslag van een hersenonderzoek afwacht en in een café erwtensoep bestelt komt het beeld van 'de sandwich' in het geheugen naar boven. In het beeld van de twee driekantige plakken zwart roggebrood met katenspek ertussen, die hem bij de erwtensoep worden op­gediend, komt het beeld van een andere, verdrongen, 'sandwich' terug.

Het gebeurde speelt zich af na een eindexamenfeest, wanneer hij met een stel vrienden, onder wie Karine en Frank, het samenzijn, zittend op een trottoir, proberen voort te zetten. Wanneer Karine het koud krijgt en om zich te warmen aan Frank, die als enige op het trottoir ligt, vraagt om op hem te mogen liggen, dringt het beeld van de sandwich zich op. Maar het wordt pas duidelijk voor de ikfiguur, wanneer Karine, die het nog steeds koud heeft, hem smeekt op haar te komen liggen om de sandwich te voltooien.

Destijds was het voor hem een zekere seksuele weerzin, die hem ervan weerhield de sandwich af te maken. Nu komt hem die sandwich uiteindelijk voor als een soort doodsritueel, dat zij beiden voltrokken. Het feit dat hij er niet aan deelnam bevestigt dat de dood hem ongedeerd laat.

De rol van de herinnering
In het bewustzijn van de ikfiguur speelt het conserveren van het verleden een belangrijke rol. De sleutel hiertoe vinden we in de roman op p. 109 e.v., waar wordt beschreven, hoe de ikfiguur als kind met zijn herinnering omgaat. Reeds als kleuter beseft hij dat elk mens zoiets als een verleden achter zich aansleept, een soort lappendeken, 'vol gaten, mazen, winkelhaken, met hier en daar een koperen knoop en op zijn best nog een van paarlemoer'.

Het vasthouden van het verleden in het geheugen is voor hem van meet af aan een verbale aangelegenheid. Via het uitspreken van bepaalde kernwoorden weet hij als kind vertrouwde herinneringsbeelden uit het verleden op te roepen in het bewustzijn. Door het cultiveren van dit vermogen schept hij zich een innerlijke wereld van betekenissen en blijkt hij eigen bewustzijn en identiteit te kunnen bevestigen.

Immers, wanneer hij als kind met zijn autoped komt te vallen, dan is na het wegtrekken van de zwarte duizelingen zijn eerste daad: het bezorgd afraffelen van een rijtje kernwoorden, zoals: wijkgebouwtje... dooie rat... natte lucifer... Wanneer via het volvoeren van dit ritueel de vertrouwde herinneringsbeelden worden opgeroepen, weet hij zich nog in het bezit van zijn volle verstand (112).

De rol van het schrijven
Het primitieve ritueel uit de kindertijd vindt in de roman zijn voortzetting in het zingevend proces van het schrijven. Aan de basis van beide activiteiten ligt een soort kristalliseringsproces van de herinnering:'Als ik een herinnering uit mijn repertoire maar vaak genoeg afdraaide, begon vanzelf na verloop van tijd de franje te slijten. Het voorval verloor zijn uitlopers in andere geschiedenissen, werd steeds meer een geheel, steeds meer een scène in een enkele oogopslag tot in al zijn details te overzien' (114).

Dit samenballen van een voorval uit het verleden tot één samenhangend beeld heeft zijn functie in het zingevingproces:'Bovendien verwierf zo'n talloze malen opgeroepen gebeurtenis, zonder dat de feiten noemenswaard geweld werd aangedaan, een betekenis die boven het feitelijke kwam te hangen. Particuliere herinneringen veranderden zo, buiten mijn wil om, in kleine allegorieën' (115). 'Op eendere wijze werden wijkgebouwtje, waterbeest, plasrozijnen tot sleutelwoorden voor kleine parabels met als onderwerp respectievelijk onbereikbare liefde, bedwinging van het monster en vrouwelijk geheim' (116).

De latere activiteit van het schrijven blijkt voor de auteur in hetzelfde perspectief te liggen:'Voor wie zich later, om wat voor reden dan ook, aan verhalend proza waagt, is het natuurlijk verleidelijk de eerste aanzet daartoe in dat betekenisgevend herkauwen van herinneringen te zoeken. In de zandbak speelde zich een literaire oertijd af (116).

Het wordt duidelijk dat de zoektocht in de roman naar een veelbetekenend voorval, waarin de dood van beiden kan worden herdacht, deel uitmaakt van eenzelfde soort zingevende activiteit. De herinnering aan beiden moeten verbaal worden, in de roman vastgelegd en samengevat in een beeld, dat van alle bijkomstigheid is ontdaan. Pas dan zijn beiden bijgezet in het bewustzijn.

De rol van de dood
Centraal thema in de roman is de confrontatie met de dood van vrienden uit de naaste omgeving, die min of meer dwingt tot betekenisgeving. Ook deze activiteit ligt in eerste
instantie in het verlengde van het kinderlijke ritueel:
'Wat ik, in zo'n ongezond vroeg stadium al, met mijn kleine leventje deed, leek op wat de dood met iemands voorbije leven doet: ordenen, bijslijpen, betekenis geven. Met dit verschil dat de dood zulks bij monde van de achterblijvers doet' (116

Door de dood van zijn twee vrienden wordt de ikfiguur ongewild in de positie van achterblijver geplaatst. Hij komt tot het besef van het onontkoombare gewicht dat hun dood op hem uitoefent.
'Maar nu zat ik, binnen twee en een half jaar tijd, met twee gewichtige doden op schoot... Geen lijken, maar gestorvenen die met zeer levende ogen en zeer levende stemmen mijn aandacht opeisten, en meer dan mijn aandacht. Ze moesten iets van me'(24).

Hij moet hun leven, dat plotseling gestold en in onsamenhangende stukken vóór hem ligt op een of andere manier afmaken, voltooien in het eigen bewustzijn: tussen de overvloed en onsamenhangende massa herinneringen aan die twee ordening scheppen en wel door ze in de herinnering samen te brengen in één beeld, dat hen beiden 'omvademt' (25).

Hij beschouwt dit proces als een soort nagekomen rouwdienst, zijn 'requiem', waardoor hij hen wellicht rust en troost kan bieden, maar ook zichzelf.

In zijn zoeken naar voltooiing ervaart de ikfiguur dat de stollende kracht van de dood niet alleen destructief werkt, maar ook het vermogen heeft de gestolde massa van onsamenhangende levensdata, feiten en voorvallen uit te laten kristalliseren tot een nieuw geheel. In dit proces van uitkristallisering wordt al het overtollige afgestoten, zodat je, na iemands sterven zijn leven kunt lezen als een voltooide roman, waarin alles met alles samenhangt (26).

Hier vallen het creatieve proces van het her-denken in de vorm van een soort nagekomen rouwdienst en het moeten schrijven de roman als voltooiing samen.
'De dood gaf met terugwerkende kracht zin en betekenis aan wat alleen maar chaos en schijnorde was en gedroeg zich daarmee als een kunstenaar' (26).

De auteur moet onder het dwingend oog van de twee gestorvenen zijn aandeel leveren in het stollende en voltooiende werk van de dood. Hij doet dit door in zijn roman hun leven te voltooien, dat wil zeggen, betekenis en samenhang te verlenen. Dit is de noodzaak van zijn requiem, willen ze hun gewicht op hem verliezen en hun eeuwige rust in hem vinden.

De betekenis van het hiernamaals
Dat de dood zich als kunstenaar gedraagt, wil in de visie van de auteur zeggen, dat de dood via de nabestaanden een creatieve, zingevende activiteit in gang zet. Het definitieve beeld van de overledene wordt met de hulp van de nabestaanden uit de gestolde materie bevrijd, zoals Michelangelo zijn beelden bevrijdde uit het blok marmer (26).

Zingeving betekent in een ander beeld in de roman, dat de nabestaanden aan de dode zijn hiernamaals geven. Onder dit hiernamaals wordt dan verstaan 'de mate waarin wij na onze dood betekenis aannemen temidden van de overlevenden' (26). 

Dit voortbestaan van de gestorvenen is noodzakelijkerwijze relatief, aangezien het afhankelijk is van de mate waarin zij betekenis ontvangen van de nabestaanden.
'Pas door de dood van Frank en Karine begreep ik hoezeer dat hiernamaalsafhankelijk was van de overlevenden, gedragen werd door de nabestaanden. Zonder getuigen en hun getuigenissen had iemands naleven geen bestaansgrond' (27).

In het vervolg blijkt dat dit proces van betekenisgeving door de nabestaanden moet worden gezien als een soort baringsproces, waarbij het fysieke organisme van de overledene wordt omgevormd tot een organisme van betekenissen (26).
'Wij droegen zijn oude, afgeworpen leven verder, ongeveer zoals een vrouw nieuw leven draagt, we ontwikkelden het ieder voor zich tot een onstoffelijk organisme, iets met een kop en een staart, dat we voedden met onze eigen ideeën, gedachten, verwachtingen, herinneringen, en zo volgroeid lieten raken, om het tenslotte te baren in net zoveel gedaanten als er nabestaanden waren' (27).

Voor de auteur is de roman de neerslag van het hiernamaals, dat hij zijn gestorven vrienden geeft, een soort voltooiing van hun leven in hem door het proces van betekenisgeving.

Door de confrontatie met de dood van Frank en Karine blijkt er bij de ikfiguur een verschuiving te zijn opgetreden in zijn opvatting over het hiernamaals. Oorspronkelijk zag hij het hiernamaals vooral persoonlijk als een 'ik ben geweest. Ik zal er dus altijd zijn': 'Ik besefte dat het hiernamaals een kwestie van volume was. Het ging om de ruimte die je in het leven had ingenomen. Hoe meer je je had laten gelden, hoe breder je gebaren, des te groter en luisterrijker het hiernamaals. Toch zag ik mijn hiernamaals nog als iets objectiefs, iets dat na mijn dood als een soort negatieve wolk in de wereld bleef hangen' (26).

In het zoeken naar de betekenis van het afgebroken leven van Frank en Karine lijkt dit oorspronkelijke onsterfelijkheidsbesef te zijn geschokt en als het ware in de lucht te hangen. Hierdoor verschuift de opvatting over het hiernamaals naar een meer intersubjectief plan: we zijn afhankelijk van de betekenisgeving van de nabestaanden. De mate waarin we eigen leven betekenis geven is afhankelijk van de mate waarin we het leven van anderen betekenis geven, maar ook omgekeerd.

De malaise
Je zou 'De Sandwich' in zeker opzicht ook kunnen lezen als een soort verslag van een rouwproces, waarin naast positieve gevoelens ten aanzien van de overledenen aanvankelijk ook verontrustende een rol spelen.
'Ik was goed nijdig. Wat deden ze eigenlijk in elkaars leven, de mensen? De boel overhoop halen. In het wilde weg gangen graven, vaak tot instortens toe, en na verdwijnen een uitgewoond labyrint bij de ander achterlaten' (22).

Het plotseling afgebroken leven van mensen brengt bij de nabestaanden ontreddering teweeg. De ervaren leegte doet beseffen hoezeer het eigen betekenissysteem vervlochten is met dat van de anderen en door hun verdwijnen wordt aangetast. Het confronteert hen ongewild met eigen eindigheid en dwingt hen tot hernieuwde zingeving

In het geval van de ikfiguur valt deze ontreddering min of meer samen met de ervaring van eigen malaise, een toestand van totale afmatting, waarin hij met angst de uitslag van een hersenonderzoek afwacht. Synchroon daarmee is hij op zoek naar het betekenisgevende voorval, waarin hij de twee gestorvenen in zijn herinnering kan samenbrengen.
Dat laatste lukt vooreerst niet, aangezien bij hem die veelzeggende gebeurtenis aan een soort verdringing onderhevig blijkt te zijn. Hij moet wachten op een betekenisvol voorval, dat het embargo op de verdrongen beelden kan opheffen (119).

Wanneer de eigen ontreddering op haar dieptepunt is, verschijnt het verdrongen beeld in het bewustzijn. Dat vindt plaats, wanneer hij vlak voor de uitslag van het hersenonderzoek in een coffeeshop een portie erwtensoep bestelt:
'Twee driekantige plakken zwart roggebrood met katenspek ertussen... konden misschien de aanleiding hebben gevormd, een noodzakelijke prikkel van buitenaf... Maar uit wat ik te zien kreeg moest ik wel concluderen dat de herinnering was voortgebracht door mijn doodsangst, nu op zijn hevigst' (129).

Betekenisgeving aan het lot van beide overledenen blijkt ook hier nauw verweven met betekenisgeving aan het eigen lot. Het teruggevonden herinneringsbeeld van de 'sandwich' blijkt daarom verdrongen, omdat er een voorspellende werking van lijkt uit te gaan voor de ikfiguur, die hem met angst vervult:
'In de teruggevonden constellatie, die nu ineens op heel vanzelfsprekende wijze hun vroege dood leek te voorspellen, was ik de enige onzekere factor. Gold de voorspelling ook voor mij? Ik draaide haastig om het beeld heen, bekeek het van alle kanten, las het - om er mijn eigen bestemming uit af te lezen. Ik werd heen en weer gesmeten tussen de zwartste conclusie, en een die me nog alle tijd van leven gaf (129).

Een definitieve betekenis aan het herinnerde beeld kan niet worden gegeven, omdat het gekleurd is door angst. Het kan slechts worden gelezen als de eigen malaise is opgeheven en de doodsangst is geweken. Het gaat erom dat niet hij in het bestaan van de doden wordt getrokken, maar dat hij de doden in zijn bestaan kan trekken.

De finale betekenisgeving
De voltooiing van het proces van betekenisgeving vindt plaats in de legende van de 'sandwich' aan het slot van de roman. Maar, zoals al eerder gesteld, gaat het er hier evenzeer zo niet allereerst om, dat de ikfiguur zelf betekenis kan geven aan zijn eigen levensloop. Doorslaggevend hierbij is dat zijn lot (hoewel onzeker) open is, terwijl dat van de overledenen vastligt in het verleden.

Hij ziet dit verschil geprojecteerd in het beeld van het 'dodenrijk' of 'schimmenrijk', dat hij nooit anders heeft kunnen zien dan als een metafoor voor het verleden (146). In het schimmenrijk van het verleden heersen de overledenen, terwijl de schimmen van de levenden er een onzekere en ondergeschikte rol spelen:
'In het verleden is weliswaar iedereen een schim, ook de vandaag nog levende, maar in de hiërarchie van schimmen nemen die van de levenden een ondergeschikte plaats in. Zij zijn nog niet gesetteld, hebben nog geen definitieve gedaante aangenomen: door in het heden voort te leven kunnen zij daden stellen die een ander licht werpen op hun verleden' (146/147).

Binnen de grenzen van verleden en dood hebben de doden daarom meer gewicht en betekenis en zijn de levenden nog betekenisloos, dus onbetekenend.

Wanneer de ikfiguur, op zijn zoektocht naar betekenis, via de ladder van de herinnering afdaalt naar het schimmenrijk van het verleden, verenigt hij zich dan ook wat ongemakkelijk met zijn eigen ijle schim, die daar in onzekerheid is achtergebleven. Hij treft er de gedaanten aan van de twee vroeg gestorvenen, die zich door de zekerheid van de dood veelbetekenend gedragen en in het beeld van de 'sandwich' reeds door de dood zijn getekend (147). Dan beseft hij dat zijn bestaan niet - zoals bij de doden - vastligt binnen de grenzen van het verleden, maar dat hij vanuit het heden er nieuwe betekenis aan kan geven, waardoor hij zich gered weet:
'Niet de teruggevonden herinnering voorspelde mij de uitslag van de neuroloog, nee, de uitslag van de neuroloog - negatief, ik mankeerde niets - verleende voorspellende kracht aan het beeld van de onvoltooide sandwich. Ik had hem niet afgemaakt, dus bleef ik, in tegenstelling tot Frank en Karine, ongedeerd' (147).

Het proces van zingeving in De Sandwich blijkt te hebben opgeleverd, dat de auteur zich heeft weten te ontdoen van het gewicht van de overledenen, voorzover zij hem dreigden te trekken in de zinloze gesteldheid van het verleden en van de dood. Dit bleek slechts mogelijk door vanuit eigen levensperspectief de herinneringen aan hen beiden te ordenen en tot een geheel samen te brengen, dat voor hem een betekenisvol beeld opleverde. Door dit proces heeft hij hen tegelijkertijd ingelijfd in zijn eigen leven, in zijn roman, waarin hun leven is omgevormd van zinloze gesteldheid tot een onstoffelijk lichaam van betekenissen.

Zijn tocht naar het dodenrijk om er zijn gestorven vrienden te ontmoeten is niet zonder gevolg gebleven. Hij heeft er de smaak van eigen sterfelijkheid en doodsangst geproefd. Maar ook dat leverde zin op: het besef van een soort lotsverbondenheid met de twee gestorven vrienden, de overtuiging dat aan het eigen leven geen betekenis gegeven kan worden zonder aan het leven van de gestorvenen betekenis te geven. Hun leven moet herdacht worden om zijn eigen leven zinvol te kunnen ordenen.


A.F.Th, van der Heijden, De Sandwich, een requiem, Em. Querido, Amsterdam 1986.