30 augustus 2012

M.Vasalis: Tijd




Ik droomde, dat ik langzaam leefde ....
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. 'k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen .....
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
- De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ....
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?

Uit: Parken en Woestijnen 1940




Vooraf

Het gedicht heeft als titel: Tijd. Dat nodigt uit om na te denken over wat tijd is. In het gedicht Afsluitdijk brak de dichteres in haar beleving als het ware door de tijd heen. In haar nachtelijke bustocht op die eindeloze dijk kwam ze tot het besef:

 Er is geen einde en geen begin
aan deze tocht, geen toekomst, geen verleden,
alleen dit wonderlijk gespleten lange heden.

 In Afsluitdijk was de tijd helemaal opgeheven in een lang heden, waar niet meer gesproken kon worden over einde of begin of toekomst of verleden.

Maar we zijn zo gebonden aan de categorieën van tijd en plaats, dat we ons van dit bewustzijn nauwelijks kunnen bevrijden. Heden is in het dagelijks taalgebruik niet één ongedeeld punt, maar ligt uitgestrekt tussen ons verleden en onze toekomst. Wanneer we ons daarvan willen bevrijden spreken we vaak over eeuwigheid. Maar ook in dit begrip is de tijd niet opgeheven. Eeuwigheid is in feite eindeloze tijd. En wat is er niet afschrikwekkender en angstaanjagender dan een toestand die nooit meer ophoudt en eindeloos voortduurt?
Die eindeloosheid van de tijd doet denken aan wat ooit Pascal eens in een van zijn Pensées schreef over de eindeloze ruimte van het heelal:

'De eeuwige stilte van deze eindeloze ruimtes vervult me met angst' (201)

Het lezen van Vasalis’ gedicht Tijd verbeeldt, hoewel in een andere context, voor mijn gevoel diezelfde angst. Het dagelijkse tijdsbesef, waarin je aan de dingen vanzelfsprekend voorbijgaat, wordt ingeruild voor een ander gezichtspunt, deel uit te maken van een groot kosmisch gebeuren, dat aan jou voorbijgaat. Door die verwisseling van perspectief wordt het vertrouwde, vanzelfsprekende plotseling huiveringwekkend door het gevoel als oneindig klein deel verloren te zijn in dit vervreemdend proces.

Analyse

Ik droomde, dat ik langzaam leefde ....

Deze beginregel draagt het gedicht. Het nodigt uit om er bij stil te staan, getuige de vier punten aan het eind. Ook de alliteratie van langzaam leefde ondersteunt die vertraging.

De droom is een belangrijk element in de poëzie van Vasalis. De dichteres beleeft een visioen van een diepere werkelijkheid als in een droom. (Zie Cannes en Afsluitdijk). In dit gedicht wordt de droom zelf beschreven. In de droom verschuift ons dagbewustzijn naar een nachtelijk bewustzijn en krijgen we toegang tot beelden die ons onderbewuste vormgeeft.

Een van de eigenschappen van de droom is dat hij spot met de wetten van tijd en plaats. De tijd kan dan ook in de droom vertraagd of versneld worden.
langzamer dan de oudste steen.


De vertraging in het gezichtspunt van de dichteres is ingrijpend te noemen. Normaal zit in het persoonlijke leven een zekere vaart, omdat het op de toekomst is gericht. Maar langzamer leven dan de oudste steen betekent een absolute stilstand en verstarring. Je plaatst je op het standpunt van het minerale leven in de kosmos, dat oeroud is en altijd zal zijn. Dat omspant de tijd. Je perspectief is niet meer vanuit de tijdsbeleving van één individu, maar vanuit die kosmische totaliteit.

Paradoxaal genoeg betekent dan langzaam leven dat je al wat in de kosmos leeft en beweegt versneld aan je voorbij ziet gaan.

Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt.

Het zien van dit alles is niet neutraal. Het is niet de blik van de wetenschapper of van iemand die nieuwsgierig is naar de evolutie van fysische verschijnselen. Voor de dichteres is het een soort nachtmerrie, die uitbarstingen van kracht en geweld. Wat ogenschijnlijk stil lijkt verraadt hier een ontzaglijke dynamiek.

De vraag is: waarom die verschrikking? Is het omdat de natuur, die in de dagelijkse beleving een lieflijk en geordend beeld vertoonde hier iets monsterachtigs en onmenselijks krijgt?

'k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen .....
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.


Dit is de kern van het droomvisioen. Wat opvalt is de vaart en de rücksichtsloze drang die heel de werkelijkheid beheerst. De beelden doen denken aan surrealistische schilderijen.

- De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ....


De scheidingstekens aan begin en eind van deze regels geven aan dat hier een nieuw deel begint. Het is de diepere betekenis die de dichteres in haar visioen meent te zien. De dynamiek die de natuur beheerst wordt gedreven door wanhoop. Die ademloze, wrede strijd doet denken aan de Darwinistische strijd om het bestaan, die zich hier in alles openbaart, zowel in de levende als levenloze natuur.

 Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?

Het slot van het gedicht wordt beheerst door vragen. Het zijn vragen over de verrassende werkelijkheid die de droom haar heeft geopenbaard. Het antwoord op de eerste vraag zou, gezien het gedicht, kunnen zijn dat we zo aan onze partiële visie op de werkelijkheid vastzitten, dat we die als dé werkelijkheid zijn gaan beschouwen. Alleen een schokkende gebeurtenis kan daar verandering in brengen.

De tweede vraag is eigenlijk een retorische vraag. Het antwoord is duidelijk. Dit weten kun je nooit meer vergeten. Toch wil de dichteres dit maar al te graag. Dat zou er op kunnen duiden dat deze droom ook maar één aspect van de werkelijkheid is, een belangrijk aspect, maar gezien haar verzuchting niet het enige aspect.

De menselijke werkelijkheid is niet alleen die struggle for life, die haar droom haar wil doen geloven. Maar de droom heeft haar wel iets wijzer gemaakt.