Laten wij nog eenmaal de kamer wit maken
nog eenmaal de totaal witte kamer, jij, ik
dit zal geen tijd sparen, maar nog eenmaal
de kamer wit maken, nu, nooit meer later
en dat wij dan bijna het volmaakte napraten
alsof het gedrukt staat, witter dan leesbaar
dus nog eenmaal die kamer, de voor altijd totale
zoals wij er lagen, liggen, liggen blijven
witter dan, samen -
Uit: Totaal witte kamer.
Vooraf
De dood als thema
De dood van een geliefde vormt vaak de aanleiding voor het schrijven van een
gedicht of zelfs een bundel gedichten. Ik stelde dat vast Bij Bert Schierbeek’s
bundel De deur.
Ik veronderstel dat iets soortgelijks het geval is bij Gerrit Kouwenaar, die
zijn laatste bundel Totaal witte kamer (2002) aan zijn
gestorven vrouw Paula heeft opgedragen.
Bij mijn vraag wat poëzie is, bleek dat de dood daarin, zoals vanzelf spreekt,
een belangrijke factor is. De dood van een ander is vaak aanleiding, maar ook
de reflectie over de eigen dood speelt op de achtergrond mee. Ons verlangen naar
een leven dat onvergankelijk is komt in strijd met dit onherroepelijke feit. De dood is de grens.
In de bundel De deur poogde Bert Schierbeek die grens open te houden via het beeld van de deur. In het vervolg wil
ik nagaan hoe Gerrit Kouwenaar de dood in zijn poëzie een rol laat spelen.
Daarbij ga ik uit van het titelgedicht van zijn bundel en, indien verhelderend,
kies ik een zijweg naar andere fragmenten uit zijn bundel Totaal witte
kamer.
Analyse
Motieven om de kamer wit te maken
totaal witte kamer…
Het heeft
iets verleidelijks een kamer totaal wit te maken. Er zijn allerlei motieven om
dat te doen. Laten we even voorbijgaan aan het motief om de hedendaagse mode te
volgen, hoewel ook dat te maken heeft met die meer algemene neiging grote
schoonmaak houden van alle rimram die in de loop der jaren in huis is
aangeslibd.
De specifieke
aanleiding om in dit gedicht de kamer wit te maken, lees ik, is het feit dat de
dichter en zijn vrouw destijds een kamer in hun franse vakantiehuis trachtten
te witten. Dat geeft een motief, als we een anekdotische verklaring voor het
gedicht zoeken. Die huizen zijn oud en doorleefd en zwart door het aanhoudend
stoken van houtvuur. De muren zijn vaak verzadigd van roet en teer. Een
ondankbaar werk om dat wit te maken, omdat het zwart steeds weer door het
witsel heenslaat. Dat zou de aanleiding kunnen zijn van die herhaalde oproep de
kamer nog maar eens te witten.
Een daarmee
samenhangend motief voor het wit maken is dat je daardoor de kamer een nieuw
aanzien wil geven. Je wil opnieuw beginnen en even de sporen van het verleden
en de tijd ongedaan maken. En dat is omdat je die kamer die van anderen was tot
je eigen kamer wil maken. Wit maken is dan een vorm van volledige toe-eigening.
Die poging
om alles wit te maken moet wel een herhaalde poging zijn, omdat het nooit lukt de
sporen van het verleden en alle factoren die het wit kunnen aantasten buiten de
deur te houden. Zo lees ik in een later gedicht (p.42), getiteld toen wij:
…Als rook hing geluk om ons heen, buiten
De kleine kou van het najaar, wij waren tevreden
Zo liggend in wat wij bezaten, het ogenblik
Dat ons omarmde, viel toen de tijd in
Men hoort nog het tikken achter het witsel,
lege
Langzaan vallende zwarte beschimmelde
druppels
Langs
deze omweg duikt een nieuw en meer dichterlijk motief op voor het wit maken van
de kamer. De dichter poogt in dit gedicht voor zichzelf en zijn geliefde de
tijd te doen stilstaan. Met dit totaal wit maken tracht hij tijd en ruimte op
te heffen tot één tijdloos gebeuren. Het gedicht moet het samenzijn
vereeuwigen.
Laten
wij nog eenmaal de kamer wit maken…
Er
zit iets tegenstrijdigs en vergeefs in die steeds herhaalde oproep om de kamer
wit te maken. Wanneer de kamer totaal wit is, wat kan er nog witter zijn dan
wit? Is die herhaalde oproep wellicht om de tijd, de vergetelheid te bezweren,
die als zwarte schimmel achter de witte wanden blijft neer druppelen?
Wit
staat hier tegenover zwart. Het zijn geen echte kleuren, maar absolute
grootheden. Beide kunnen in hun uiterste grens daarom beelden zijn van het
mysterie, van wat zich aan onze waarneming onttrekt. Dat is het geval met de
dood. Zwart verbeeldt een gat, een oneindige diepte, en daarmee verlies,
wanhoop. Wit verbeeldt de lichtkant van het mysterie In dit gedicht zoekt de
dichter tegenover de dreiging van verlies en wanhoop het wit, niet het
oneindige wit, maar het wit geconcentreerd in een besloten kamer.
Dit zal geen tijd sparen, maar nog
eenmaal...
De
strijd tegen het zwart dat het verlies en de wanhoop verbeeldt is ook een
strijd tegen de tijd, die de dood definitief maakt. Daarom zal het wit maken
van de kamer in het gedicht de tijd moeten opheffen. Of de tijd die poging zal sparen
is de vraag. Maar er is geen tijd te verliezen. Daarom nu, nooit meer later.
en dat wij dan bijna het volmaakte
napraten…
De
dichter weet dat die totaal witte kamer niet geheel realiseerbaar is, ook nu
niet in het gedicht. Hem rest niets anders, wil hij het contact met zijn
partner niet geheel verliezen, het gedicht bijna
volmaakt te maken, bijna totaal wit.
Maar de taal is daarvoor ontoereikend. Het is voor een deel de gangbare taal napraten tot in zijn uiterste
mogelijkheden, voor een deel die taal omdraaien en liegen alsof het gedrukt staat. Het resultaat moet in ieder geval worden: witter dan leesbaar.
Wit maken als literair ideaal
We
zijn nu met het wit maken steeds meer
gekomen op het literaire, poëtische vlak. Daarmee is het perspectief breder en
universeler geworden, niet meer helemaal gericht op één persoonlijke
verhouding. De vraag rijst of de jij waarmee
contact wordt gezocht alleen de geliefde
is. Is het ook niet de lezer die hier
wordt aangesproken? In dat geval wordt de lezer opgeroepen mee te doen met het
wit maken en in het gedicht het bijna
volmaakte wit te zoeken.
Naast
de vraag waarom het zo aantrekkelijk is een kamer totaal wit te maken rijst nu
de vraag waarom dit ook geldt voor het wit maken van het gedicht.
Een
eerste reden zou kunnen zijn dat poëzie meer dan proza het moet hebben van het
wit van de pagina. Er wordt niet alles gezegd, maar meer beeldend gesuggereerd.
Poëzie biedt in haar beknoptheid van zeggen meerdere mogelijkheden tot
interpretatie. De witregel is daarvoor de ruimte. Zo ook het gedachtestreepje
op het eind van dit gedicht, dat de verdere pagina wit en leeg laat.
Eenmaal aangenomen dat het gedicht het moet hebben van zijn beknoptheid en meerduidigheid, dan volgt daaruit dat het zoveel mogelijk moet kunnen zeggen met een minimum aan middelen. Ook dat is een reden om het gedicht wit te maken. Daar zit natuurlijk een zekere grens aan. Het uiterste zou zijn de hele pagina wit te laten, maar dan zeg je weer niet veel.
Je
moet vaststellen dat het gedicht totaal
witte kamer in dit zoeken van het minimale redelijk geslaagd is. De
elementen zijn in hun herhaling tot het uiterste teruggebracht: de witte kamer,
jij, ik, het samen liggen. De ruimte beperkt zich tot de kamer, de tijd tot
het nu. Alles trekt zich samen tot het ene beeld van de witte kamer, als een soort
abstract schilderij.
De
behoefte tot abstractie zou daarom een ander motief kunnen zijn om minimale
middelen te gebruiken in het gedicht. Dat geldt in de schilderkunst waarin men
de figuratieve voorstellingen heeft verlaten om tot het wezenlijke van kleur en
vorm te komen. Iets soortgelijks heeft plaats gevonden in de dichtkunst. Poëzie
moet meer zijn dan het verhaal, het uiten van gevoelens.
Ook
in het gedicht totaal witte kamer is
dat het geval. Het dreigende verlies van de geliefde in de dood is hier geen
onderwerp voor breed uitgemeten sentiment. Door het sobere taalgebruik wordt
daar juist aan voorbijgegaan. Maar indirect roept het bij de lezer een des te
sterkere emotie op. De kamer in al zijn witheid en leegte vraagt herhaaldelijk maar
om één ding, de aanwezigheid en het samenzijn met de geliefde.
Kamer en Deur
Ik
vroeg mij af hoe Kouwenaar in verhouding tot Schierbeek de dood in zijn poëzie een
plaats geeft. Terwijl in De deur de
dood het mysterie is van een contact met een andere ruimte, speelt zich hier de ontmoeting met
de dode in één kamer af. Het gaat
hier om de intensiteit, de diepte van de beleving, het hier en nu witter dan
wit maken. En in die leegte zowel het verlies als de aanwezigheid van de geliefde
verbeelden.