Is dit genoeg: een stuk of wat gedichten,
Voor de rechtvaardiging van een bestaan,
In 't slecht vervullen van onnoozle
plichten
Om den te karigen brode allengs verdaan ?
En hierom zijn der op een doel gerichten
Bevredigende dagen mij ontgaan;
Hierom blijft mij slechts zelf en lot
betichten
In zicht van' t eind der onherkeerbre baan.
Van al de dingen, die 'k in dromen zocht-
Erger: van alle, die ik wèl vermocht,
Is, nu hun tijd voorbij is, niets geworden.
En ik kan zelfs niet, als mijn onbevreesd
Erkennen mij verwijst naar de verdorden,
Aanvoeren: maar mijn bloei is schoon
geweest.
Analyse
Dichten is een speciale
vorm van leven, die duidelijk afwijkt van wat men gangbaar een zinvol leven
noemt. Daarom vraagt de dichter zich op het eind van zijn leven af of zijn
gedichten dat bestaan, dat in het slecht vervullen van onnoozle plichten is
verdaan, wel kunnen rechtvaardigen.
In de ogen van de doelgerichte mensen moet het
dichterschap wel als een mislukking worden beschouwd. Dichten komt voor hen
immers voort uit onvermogen zich een doel te stellen.
Vanwege zijn onvermogen vlucht de dichter in een poëtische droom, die niets
veel zinnigs blijkt op te leveren, behalve een stuk of wat gedichten. En
daardoor heeft hij de kans gemist te slagen in wat hij wél aan nuttigs had
kunnen doen.
De vraag is dit genoeg een stuk of wat gedichten? is echter een retorische vraag, die de lezer dwingt daarop
te antwoorden. Doordat de dichter zichzelf als een mislukkeling
voorstelt suggereert hij dat op die vraag een negatief antwoord zou moeten
worden gegeven.
Maar hier schuilt een zekere ironie in. Het feit dat hij zijn dichtwerk als zo weinig belangrijk voorstelt kun je als een understatement beschouwen. De lezer van zijn gedichten weet immers wel beter. De dichter heeft iets zinnigs gedaan door zijn gemis tot poëzie te maken. Hij zal dan daarom de vraag des te meer positief beantwoorden: Ja, dat is meer dan voldoende. Die gedichten zijn een rechtvaardiging van je bestaan, wat je ook verder van je leven hebt gemaakt.
Maar hier schuilt een zekere ironie in. Het feit dat hij zijn dichtwerk als zo weinig belangrijk voorstelt kun je als een understatement beschouwen. De lezer van zijn gedichten weet immers wel beter. De dichter heeft iets zinnigs gedaan door zijn gemis tot poëzie te maken. Hij zal dan daarom de vraag des te meer positief beantwoorden: Ja, dat is meer dan voldoende. Die gedichten zijn een rechtvaardiging van je bestaan, wat je ook verder van je leven hebt gemaakt.
Naschrift
Ook hier wordt wordt bij de dichter Bloem menselijk gemis
tot dichterlijke winst. Want hoewel de bloei van de dichter niet mooi is
geweest (hij moest immers zijn inspiratie putten uit dat gemis) blijven een
stuk of wat gedichten onaantastbaar, als vruchten van een bestaan dat verder
ironisch gezien als 'mislukt' kan worden beschouwd.