Veel poëzie richt zich bij voorkeur op wat afwezig is, maar in zijn afwezigheid nog wel reden van bestaan heeft. Zoiets wordt duidelijk in dit gedicht uit de bundel Meervoudig afwezig, getiteld
Wegens logistieke problemen.
Op woensdag ontvingen
we een doos
waarin zich onze
toekomst bevond.
Dat was natuurlijk een
vergissing, we hadden het direct begrepen.
De fabrikant klonk
paniekerig aan de telefoon.
Niet openmaken, wat u
ook doet, niet openmaken. Er komt direct
iemand aan om de doos
weer op te halen.
We wachtten. We zetten
de doos intussen midden in de kamer,
op het kleed. Het was
een flinke doos. En zwaar.
We trokken conclusies,
dronken thee.
Toen legden we om
beurten een oor tegen het karton. Er was,
heel zacht, muziek te
horen. Het geluid van kraanvogels
die hoog overvliegen.
Geroezemoes. Een stoomtrein,
duidelijk een
stoomtrein die vertrok.
Toen er werd aangebeld
hadden we juist het plakband doorgesneden.
Er stroomde licht tevoorschijn,
als vocht uit een wond.
'Ik kom de doos
ophalen,' schreeuwde iemand
door de brievenbus.'Doe
open.'
Maar wij stapten
voorzichtig de doos in en zagen
dat we mooier dan ooit
vergeten zouden wat we
dachten dat ons te
wachten stond.
Analyse
De dichter gaat uit van
het gegeven dat ieder, sinds veel online wordt besteld, regelmatig thuis
pakketten ontvangt. Hoewel je meestal weet wat je hebt besteld, is er altijd een
moment van verrassing, alsof je jezelf een cadeau hebt gestuurd. Maar soms kan het
logistiek ook helemaal uit de hand lopen, zoals in dit gedicht.
Opmerkelijk is dat de
ontvangers vanaf het begin wel enige kennis hebben van de inhoud van de doos:
hun toekomst ligt er in besloten.
Maar aangezien de toekomst iets is wat nog onbeschreven is, blijft de inhoud
een onderwerp om verlangend en vol verwachting naar uit te zien.
In de loop van het
gedicht wordt de nieuwsgierigheid van de ontvangers daarom steeds meer gewekt,
niet in het minst door het verbod van
de afzender om de doos te openen. Maar
daarmee geeft hij de inhoud van de doos de aantrekkingskracht van een verboden
vrucht.
Je ziet dan ook dat de
ontvangers zich steeds minder van het verbod beginnen aan te trekken.
Waarschijnlijk ook omdat ze menen dat ze recht hebben op hun eigen toekomst,
die ze door niemand onthouden kan worden. Vandaar het voorzichtig beluisteren
van de doos. Er blijkt iets ijls te horen, zachte muziek, vleugelgeruis van
overvliegende kraanvogels. Iets aantrekkelijks dus. Maar vooral die trein, de
trein die vertrekt, roept verlangen op, verlangen mee te gaan voordat het te
laat is. Daarom wordt de stem van de bode die de doos weer opeist genegeerd en gaat
men tot de verboden daad over.
Maar wij stapten voorzichtig de doos in en zagen
dat we mooier dan ooit vergeten zouden wat we
dachten dat ons te wachten stond.
Het is vaak de laatste
zin die de kern van het gedicht vormt. De ontvangers van de doos nemen hier het
recht in handen toegang te verkrijgen tot hun eigen toekomst. Dat wil zeggen
dat ze inzage krijgen in dat onbekende gebied dat vóór hen ligt en dat nog niet ís,
maar toch op een of andere manier bestaat. Het is een gebied waarop gewacht
wordt, maar dat alle verwachtingen blijkt te overtreffen, mooier dan ooit.
Wat is hier poëzie? Het
is de verbeelding van het onbekende, van wat nog niet is, maar wel recht heeft
te bestaan. De poëzie schuift daarmee het gangbare verbod en de angst om dat
gebied te betreden terzijde.