De lucht scheen blinkend door de
blaren,
bleek en volmaakt als glas geslepen.
Met vaste manlijke gebaren
werden de horens aangegrepen,
en luidkeels zonder enig schromen
spoot de muziek tussen de bomen;
heldhaftig, trots. Een onverbloemde
voor elk verstaanbare muziek,
die aan het ademloos publiek
ieder gevoel met name noemde.
En even plots werd dit geklater
gedempt, twee koopren kelen weenden...
-over het donkergroene water
gleden twee smalle witte eenden
geluidloos als een droombeeld voort-
De horens, smekend en gesmoord
schenen hen dringend iets te vragen
hen volgend met haast menslijk klagen.
bleek en volmaakt als glas geslepen.
Met vaste manlijke gebaren
werden de horens aangegrepen,
en luidkeels zonder enig schromen
spoot de muziek tussen de bomen;
heldhaftig, trots. Een onverbloemde
voor elk verstaanbare muziek,
die aan het ademloos publiek
ieder gevoel met name noemde.
En even plots werd dit geklater
gedempt, twee koopren kelen weenden...
-over het donkergroene water
gleden twee smalle witte eenden
geluidloos als een droombeeld voort-
De horens, smekend en gesmoord
schenen hen dringend iets te vragen
hen volgend met haast menslijk klagen.
Een warm en onverwacht verdriet,
eerbied voor de gewoonste dingen,
neiging om hardop mee te zingen.
en dan te huilen om dit lied
ontstond in mijn verwend gemoed.
Ik voelde me bedroefd en goed.
uit: Parken en woestijnen, 1940
Analyse
De opbouw
De tweede strofe, die acht regels beslaat, vormt een wending naar
de kern van het gedicht door de aanhef En
even plots werd dit geklater gedempt. Daarmee
gaat de luidkeelse muziek van het
volledige orkest over in het gedempte
wenen van twee koperen hoorns.
De derde strofe geeft de reactie die deze wending heeft op het gemoed van de dichter
De derde strofe geeft de reactie die deze wending heeft op het gemoed van de dichter
Je kunt vaststellen dat het gedicht in de tweede strofe van een
meer uiterlijke beschrijving overgaat naar een meer innerlijke. In de eerste
strofe is die beschrijving objectief, doordat de dichteres zich plaatst op het
standpunt van het ademloos publiek dat
deze heldhaftige muziek ademloos aanhoort. De tweede strofe beschrijft meer haar persoonlijke beleving. Dat
blijkt wanneer zij op het eind vaststelt: Ik
voelde mij bedroefd en goed.
Twee soorten muziek
Die ontroering wordt kennelijk veroorzaakt door de aard van de muziek. Die klinkt in de
eerste strofe luidkeels zonder enig
schromen. De fanfare speelt hier gezamenlijk en voluit. Dit soort muziek is
uitbundig en levenslustig. Ze maakt vrolijk. Je zou haar extravert kunnen noemen in tegenstelling tot die plotselinge
overgang in de tweede strofe.
Die muziek is van een heel andere aard. Allereerst doordat het
orkest plotseling zwijgt en slechts twee koopren
kelen overblijven. Maar ook doordat de muziek wordt gedempt. Deze muziek is
niet extravert, maar ingetogen, verinnerlijkt.
Ze heeft een schoonheid die ook droefheid toelaat en zelfs cultiveert.
Vandaar dat aan de koperen hoorns wenen
en klagen worden toegekend, wat bij
de dichteres warm en onverwacht verdriet oproept.
Het droombeeld
Zoals wel vaker maakt Vasalis in haar poëzie gebruik van
droombeelden, half realiteit, half visioen. In dit geval zijn het twee witte smalle eenden die over het donkergroene water voortglijden.
Opvallend is dat de aandacht, die in de eerste strofe was gericht was op de lucht die blinkt, zich nu wendt naar het donkere water, dat is van de wereld
buiten naar de diepe innerlijke grond van het menselijk gemoed
In dit droombeeld verenigt zich de klank van de twee koperen kelen
met de twee voortglijdende witte eenden alsof deze in hun puurheid een weg kunnen
wijzen naar binnen, waar het antwoord op dit klagen te vinden is.
Een warm en onverwacht verdriet
Het volledige fanfare-korps moet het hebben van vrolijke muziek
die aan de oppervlakte blijft. In de aanhef van de tweede strofe wordt het geklater genoemd.
De klaaglijke klank van de twee koperen hoorns echter roept iets op
wat meer innerlijk is, een min of meer verborgen droefheid, die daarom onverwacht wordt genoemd en plotseling
aan de oppervlakte komt. Een innerlijke snaar wordt geraakt, die een tegenstrijdig
soort ontroering teweeg brengt, een die tegelijk droevig en blij is. Wat is dat
voor ontroering die door muziek kan worden opgewekt?
De dichteres noemt zich verwend.
Dat zou er op kunnen duiden dat ze tot dan toe erg tevreden was met haar leven,
maar dat deze ervaring een andere meer wezenlijke dimensie van haar bestaan
heeft geopend. Vandaar de neiging om bij dit lied te huilen. Dat huilen is enerzijds
van verdriet om het feit zo lang afgesneden te zijn geweest van dit
oorspronkelijke gevoel. Anderzijds is er de blijdschap deze ervaring, die leidt
tot eerbied voor de gewoonste dingen,
te hebben teruggevonden.
Ik voelde me bedroefd en goed
Ik vroeg me af wat de relatie is tussen poëzie en muziek. Beide
vinden elkaar in het vermogen een nostalgische ontroering op te roepen. Het
goede daarvan is dat het een thuiskomen is uit een min of meer tevreden bestaan
dat aan de oppervlakte is gebleven. Die ontroering wekt een oorspronkelijk
verlangen, waarvan men in het alledaagse leven vervreemd is geraakt. Dat
verlangen is gemengd met droefheid, omdat die oorspronkelijke schoonheid alleen
maar tijdelijk kan worden gesmaakt.