0, de heilige onsterflijke sterren, hoog
boven mijn sterfelijk hoofd,
Waar ‘t geloof met zijn kindervertrouwen mij een hemel eens had beloofd,
Als mijn oogen zich sluiten voor eeuwig en mijn lijf wordt ten grave gebracht!
O de stille onbegrijplijke sterren! O ‘t mysteriënheir van den nacht!
Als mijn oogen zich sluiten voor eeuwig en mijn lijf wordt ten grave gebracht!
O de stille onbegrijplijke sterren! O ‘t mysteriënheir van den nacht!
Lief, de dag is zoo druk en zoo nuchter,
zoo voor ‘t kleine en voor ‘t stofllijke alleen
En de menschen verloochnen hun ziel en naar ‘t eeuwige leven vraagt geen.
‘Kom met mij waar de heilige nacht met haar oogen van sterren ons wenkt,
Waar een adem van liefde ons omzweeft en de hoop met haar beker ons drenkt.
En de menschen verloochnen hun ziel en naar ‘t eeuwige leven vraagt geen.
‘Kom met mij waar de heilige nacht met haar oogen van sterren ons wenkt,
Waar een adem van liefde ons omzweeft en de hoop met haar beker ons drenkt.
Lief, eens zullen wij sterven, wij
beiden, wij samen of ieder alleen,
En het graf is zoo diep en de hemel zoo hoog en of God leeft weet geen,
En ‘k heb niets dan de stem van mijn hart, die mij ‘t eeuwige leven belooft,
En de heilige onsterflijke sterren, hoog
boven mijn sterfelijk hoofd.En het graf is zoo diep en de hemel zoo hoog en of God leeft weet geen,
En ‘k heb niets dan de stem van mijn hart, die mij ‘t eeuwige leven belooft,
Ik kwam op dit
gedicht via de dichter Ramsey Nasr, die in zijn programma: De dichter draagt voor dit gedicht heeft opgenomen. Terecht, meen
ik want het gaat om de eeuwige en onuitroeibare hoop op een onsterfelijk leven
tegen alle feiten in.
Analyse
Lief, de dag is zoo druk en zoo nuchter, zoo voor ‘t kleine en voor ‘t stofllijke alleen…
In de tweede en derde strofe richt zich de blik van de dichteres van de wereld boven naar de wereld beneden. In feite richt ze zich tot haar geliefde (en wie weet ook tot de lezer) om ook deze te overtuigen en deelgenoot te maken van het mysterie van de nacht.
En ‘k heb niets dan de stem van mijn hart, die mij ’t eeuwige leven belooft.
Voor mij blijkt dat de kernzin van het gedicht. Het is een regel die ontroert, juist omdat hij tegen alle feiten indruist, maar daardoor het hele gedicht op een ander niveau brengt, namelijk van het menselijk hart, dat andere redenen kent dan het redelijke denken. Omdat het rationele denken beperkt is, is poëzie nodig om wat het hart zegt uit te spreken.
O, de heilige onsterfelijke sterren, hoog boven
mijn sterfelijk hoofd…
Vaak is het
de eerste versregel die het gedicht draagt. Dat geldt te meer wanneer hij,
soms met lichte wijziging, aan het eind terugkomt. Zo’n regel loopt vaak
makkelijk en is rijk aan rijm, zoals hier waar de sterren qua klank een verbinding aangaan met het onsterflijke en het sterfelijke.
Over deze
eerste regel is al veel te zeggen. Hij plaatst de lezer vanaf het begin in een oneindige ruimte en richt zijn aandacht
naar boven. Het gaat hier kennelijk
niet om een natuurkundige of astronomische beschouwing van de sterrenhemel,
want de sterren worden hier heilig
genoemd. De houding van de dichteres is religieus te noemen, in die zin dat ze
in die aanroeping verbinding zoekt met een hogere werkelijkheid, die het
sterfelijke overstijgt en waarvan de sterren de boodschappers zijn.
Zo’n
houding onderscheidt zich, gezien de volgende regel, van een kinderlijk geloof
dat met zekerheid vertrouwt op de duidelijke plaats die een hemel verbeeldt. Ze
is veel meer gemengd met onzekerheid, omdat het definitieve einde van het sterfelijke
bestaan zich steeds meer opdringt: mijn
oogen sluiten zich voor eeuwig en mijn
lijf wordt ten grave gebracht.
Ondanks die
onzekerheid berust de dichteres niet in dit definitieve einde van deze
lijfelijke dood. Want het beeld van de
heilige onsterflijke sterren boven
haar sterfelijke hoofd, versterken haar in het besef van een onbegrijpelijk,
maar heilig mysterie: O, de stille onbegrijplijk sterren! O ’t
mysteriënheir van de nacht!
Lief, de dag is zoo druk en zoo nuchter, zoo voor ‘t kleine en voor ‘t stofllijke alleen…
In de tweede en derde strofe richt zich de blik van de dichteres van de wereld boven naar de wereld beneden. In feite richt ze zich tot haar geliefde (en wie weet ook tot de lezer) om ook deze te overtuigen en deelgenoot te maken van het mysterie van de nacht.
Zij plaatst
dan de nuchtere dag hier beneden tegenover
de heilige nacht daarboven. Je zou
kunnen zeggen de gesloten sterfelijke wereld van het stoffelijke en het
sterfelijke tegenover de oneindige en onsterfelijke wereld waar de ziel van
spreekt.
En ook hier
richt de dichteres uiteindelijk haar blik naar boven in die visie van de heilige nacht. En hoewel zij het zekere kinderlijke geloof
in een eeuwig leven is kwijt geraakt, is haar hoop blijven leven:‘Kom met mij waar de heilige nacht met haar
oogen van sterren ons wenkt, Waar een adem van liefde ons omzweeft en de hoop
met haar beker ons drenkt’.
Lief, eens
zullen wij sterven, wij beiden, wij samen of ieder alleen,
En het graf is zoo diep en de hemel zoo hoog
en of God leeft weet geen,…
In deze
laatste strofe komt het dubbele aspect in de beleving van de dichteres, waar de
eerste versregel al over sprak, nog eens versterkt naar voren. Tegenover de diepte van het graf blijft zij de hoogte van de hemel in haar beleving
betrekken. Maar tegenover de feitelijke zekerheid van de dood kan zij slechts onzekerheid
stellen: noch God noch het eeuwige leven zijn feitelijk aantoonbaar.
En ‘k heb niets dan de stem van mijn hart, die mij ’t eeuwige leven belooft.
Voor mij blijkt dat de kernzin van het gedicht. Het is een regel die ontroert, juist omdat hij tegen alle feiten indruist, maar daardoor het hele gedicht op een ander niveau brengt, namelijk van het menselijk hart, dat andere redenen kent dan het redelijke denken. Omdat het rationele denken beperkt is, is poëzie nodig om wat het hart zegt uit te spreken.
Van een
andere kant, kun je dit gedicht ook niet betichten van simpel geloof, juist
omdat het een mengsel van twijfel en hoop verwoordt ten aanzien van de
onsterfelijke verlangens van de menselijke ziel. In dat opzicht is het nog
steeds actueel.