De zachte
krachten zullen zeker winnen
in 't eind - dit hoor ik als een innig fluistrenin mij: zo 't zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
dan kan de grote zaligheid beginnen
die w'als onze harten aandachtig luistren
in alle tederheden ruisen horen
als in kleine schelpen de grote zee.
Liefde is de zin van 't leven der planeten,
en mense' en diere'. Er is niets wat kan storen
't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Uit: Verzonken grenzen (1918)
Vooraf
Ik wil dit gedicht
niet op zijn vorm bespreken, hoewel de eerste regel meteen al raak is met zijn
assonantie van de zachte krachten.
Het is een versregel die je, eenmaal gelezen, niet meer vergeet. Maar wat het
vervolg betreft zal er veel op metrum en ritme aan te merken zijn. De
versregels gaan soms stroef en veel lettergrepen moeten worden ingeslikt.
Wat mij vooral boeit
is de inhoud. Er spreekt een groot idealisme uit om dit gedicht tegen de feiten
in te schrijven. Het is 1918. De eerste wereldoorlog is nauwelijks voorbij. Van
zachte krachten was geen sprake en zou er ook in het vervolg niet zijn. Het is
alsof ze het heeft over een andere wereld, want goed beschouwd past dit gedicht
ook in onze tijd niet. Je zou over die goedgelovigheid cynisch kunnen zijn. Niettemin
klinkt er uit dit gedicht een zekerheid die intrigeert en uitnodigt om het toch
nauwkeurig te lezen.
Elders stelde ik al vast dat poëzie vaak uit
pijn en onmacht geboren wordt, uit de nood te constateren dat onrecht en geweld
niet te stoppen zijn. De enige uitweg is dan de verbeelding, in dit geval de
poëzie.
Analyse
De zachte
krachten zullen zeker winnen
In ’t eind-
Maar in feite
loopt de zin via een enjambement door naar in
’t eind, wat enige beperking geeft aan de eerste regel. Het verschuift de
overwinning naar een verre toekomst en overstijgt daarmee alle huidige bewijzen
van het tegendeel.
Het gaat hier
duidelijk om een strijd van krachten. De zachte
krachten tegenover de krachten van geweld en onderdrukking. De overwinning zal
blijkens dit gedicht echter plaats vinden op een ander niveau. Het zal bij
definitie een geweldloze strijd zijn.
De zachte krachten zullen zeker winnen
in 't eind - dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo 't zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
in 't eind - dit hoor ik als een innig fluistren
in mij: zo 't zweeg zou alle licht verduistren
alle warmte zou verstarren van binnen.
Waarop is die zekerheid uit de eerste regel gebaseerd? Het is niet puur een wishful thinking, een projectie die nergens op gegrond is. Het is gebaseerd op een innerlijke ervaring, een stem die is als een innig fluisteren. Die stem blijkt de blijvende inspiratiebron en motivatie te zijn van de dichteres, die niet zonder dat zou kunnen leven.
De machten die de liefde nog omkluistren
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
zal zij, allengs voortschrijdend, overwinnen,
De zachte krachten, die zeker zullen winnen blijken hier de krachten van de liefde te zijn. Er zijn machten die de liefde nog omkluisteren, dat is geboeid houden, maar zij is reeds bezig zich van die boeien te ontdoen.
De stemmen die
de dichteres dat influisteren hebben iets visionairs. Ze geven op basis van
haar intuïtie een noodzakelijke ontwikkeling aan ten goede. Liefde zal zeker overwinnen.
die w'als onze harten aandachtig luistren
in alle tederheden ruisen horen
als in kleine schelpen de grote zee.
Aan het einde
van deze strijd is er het visioen van een grote
zaligheid. Dat moet zoiets zijn als de verbroedering van de mensheid, een
bevrijding van alle onderlinge strijd en tegenstellingen.
Niet alleen de
dichteres kan deze overwinning zeker weten en ervaren, ook iedereen kan dat.
Maar hij zal, zoals zij, aandacht moeten schenken aan de zachte taal van de
liefde en de tederheid.
Zo interpreteer
ik tenminste het ruisen van tederheden.
Dat komt overeen met het innig fluisteren
uit de eerste strofe. Het fluisteren
en het ruisen van de liefde accentueren
dat zij zich als zacht en zwak manifesteert, maar in wezen een ontzagwekkende
kracht vertegenwoordigt. Dat lees ik in de beeldspraak van het ruisen van de kleine schelp en de grote zee
en mense' en diere'. Er is niets wat kan storen
't stijgen tot haar. Dit is het zeekre weten:
naar volmaakte Liefde stijgt alles mee.
Dit gedicht, dat
de vorm heeft van een sonnet, krijgt hier een wending bij de laatste vier
regels. Het visioen van de overwinning der zachte krachten wordt gevolgd door
een algemene beschouwing over de liefde. Het functioneert als een soort
verklaring van het voorafgaande.
De zekerheid van
de eerste versregel wordt hier toegelicht door de vaststelling dat liefde de
centrale zin is van al wat in de kosmos leeft. Dientengevolge zoekt alles haar
en kan niets dat belemmeren.
Hier wordt het
beeld van het stijgen gebruikt,
waarbij alles wat laag is
uiteindelijk, door liefde gedreven, zijn neerwaartse kracht zal verliezen en
omhoog stijgen.
Ik stelde dat
poëzie vaak uit nood wordt geboren. De ervaring bijvoorbeeld van machteloosheid
tegenover onrecht en onderdrukking. Poëzie kan dan een uitweg vormen. In de
verbeelding wordt een wereld geschapen die aan die uitzichtloze situatie
ontstijgt. Die wereld is geen verzinsel, maar reëel op grond van een innerlijk
weten. In dit geval is dat de overtuiging dat uiteindelijk de liefde de
overhand zal krijgen. De strijd tegen onrecht en onderdrukking wordt op een
ander niveau gevoerd. De dichteres noemt dat de strijd van de zachte krachten.
Je kunt
zeggen dat ook haar gedicht een zachte kracht
is, maar tegelijkertijd een machtig wapen, als je moet constateren hoe haar poëzie,
al is het maar met die ene versregel, mensen kan mobiliseren.