dat niet van hen is,
doch dieper dan zij zelve leeft.
Wanneer bij 't scheiden van de dag
de vijver stil wordt en alleen
nog ritslen in de blaren wordt gehoord,
en stiller nog de roeier
zijn riemen optilt uit het water
dan duikt nog steeds de Lorelei op
en legt haar hoofd te dromen tussen 't wier.
Het lijkt of dit bestaan
de schaduw is van wat
daaronder dieper leeft,
en ons volledig boeit.
Het is de blik die gans de mens bepaalt,
het is de steen die met wat zon
aan 't leven gaat.
Het is de gloed
die om juwelen vloeit
en Rembrandt heeft verteerd.
Het is bij 't oopnen van de kamer
na de reis,
de diepe stilte van 't vertrek en 't rood van de geranium
op de tafel.
Vooraf
Bovenstaand gedicht is genomen uit
een bundel met dezelfde titel Er is iets
om de dingen heen. Het is een
verzameling gedichten, uitgegeven onder redactie van Gerrit Komrij als een
hommage aan de ten onrechte vergeten Vlaamse dichter Paul Verbruggen (1891-1966).
De bundel is nog moeilijk te verkrijgen. Gelukkig was zijn kleindochter zo
vriendelijk mij een exemplaar cadeau te doen.
AnalyseEr is iets om de dingen heen
dat niet van hen is
doch dieper dan zij zelve leeft
Het gedicht begint met een regel die
op zichzelf al een gedicht zou kunnen zijn en in je hoofd blijft naklinken. Door
zijn onbepaaldheid is het suggestief en kun je je er van alles bij voorstellen.
Dat heeft zo zijn voordelen. Maar als lezer ben je toch ook nieuwsgierig naar
een nadere bepaling van dat iets wat om
de dingen heen bestaat. Gelukkig laat de dichter je niet in het onzekere en
geeft hij je als lezer in het vervolg genoeg nadere aanwijzingen in welke richting
je moet zoeken.
Dat is hier onmiddellijk al het
geval. Dat iets blijkt niet een
eigenschap van de dingen zelf. De dingen zelf zijn om zo te zeggen neutraal,
maar ze verschijnen als een nieuwe diepere werkelijkheid binnen een bepaalde configuratie.
Ze verliezen dan hun neutraliteit en gaan leven. Dat leven wordt door de
dichter als dieper ervaren, omdat het
verder reikt dan het oppervlakkige bestaan van de dingen op zich.
Wanneer bij 't scheiden van
de dagde vijver stil wordt en alleen
nog ritslen in de blaren wordt gehoord,
en stiller nog de roeier
zijn riemen optilt uit het water
dan duikt nog steeds de Lorelei op
en legt haar hoofd te dromen tussen 't wier.
Het
wonder van die metamorfose der dingen wordt hier als eerste in een beeld toegelicht.
In de avond uit gaan roeien op de vijver zou je nog een neutraal gegeven kunnen
noemen. Maar de sfeer van de vallende
avond en het alleen nog zachte
ritselen van de blaren brengen de roeier zo in een toestand van verstilling
dat hij zijn roeien staakt. In dat moment van verstilling duikt voor hem de
Lorelei op.
Het
beeld van de Lorelei is hier in eerste instantie wat verrassend. Het is oorspronkelijk
het beeld van een nimf, die volgens de overlevering op een rots aan de Rijn met
haar gezang de schippers verlokte en van hun veilige route afleidde, waardoor
ze in de diepte verdwenen.
Maar
wanneer je bedenkt dat ook de dichter aangetrokken wordt tot een werkelijkheid
die dieper is, blijkt het beeld
wonderwel te passen. De nimf die haar
hoofd te dromen legt tussen ’t wier trekt ook de dichter/roeier diep in
haar droomland mee.
Het lijkt of dit bestaande schaduw is van wat
daaronder dieper leeft,
en ons volledig boeit.
Wanneer
je volledig wordt geboeid door het wonder om de dingen
heen, wordt het gewone bestaan oneigenlijk. Door het een schaduw te noemen suggereert de dichter dat dit bestaan niet het
echte bestaan is, maar een afgeleide van een meer diepe en rijkere
werkelijkheid.
Het is de blik die gans de mens bepaalt,het is de steen die met wat zon
aan 't leven gaat.
Het is de gloed
die om juwelen vloeit
en Rembrandt heeft verteerd.
Het is bij 't oopnen van de kamer
na de reis,
de diepe stilte van 't vertrek en 't rood van de geranium
op de tafel.
Hoe dring je tot het wonder van dat iets wat
om de dingen heen is door, wanneer het geen
vaste eigenschap van de dingen zelf is?. Het antwoord blijkt te liggen in een
bijzondere manier van kijken, het is de
blik die gans een mens bepaalt. De poëzie, de schoonheid van de dingen ontstaat
door een bepaalde manier van kijken. In de Engelse traditie zou men zeggen: Beauty is in the eye of the beholder. Die
zin voor schoonheid en poëzie is dus een eigenschap van de menselijke geest,
een vermogen waardoor hij in de wereld buiten schoonheid kan waarnemen. Hoewel
iedereen dat vermogen in aanleg heeft, gebruikt niet iedereen die.
Dat de dichter die instelling heeft, blijkt
onder meer uit een gedicht dat ik hier toevoeg. Het vraagt om een houding van stilte
en beschouwing, van stilstaan en verwondering, waardoor hij meer ziet dan de
slager die voorbij fietst.
Ik sta en kijk zo maar.
Zo maar in 't gras misschien,
of langs de gracht
met hoge, donkre bomen,
of in de wolken boven,
of in 't water.
De kleine slager ziet het niet.
Hij fietst voorbij en zoekt
en ziet mij vragend aan.
Hij ziet het niet.
Het
is dus vooral een visuele instelling, waardoor de dichter als het ware
stillevens maakt uit de dingen om hem heen. Dat blijkt uit de voorbeelden die
worden genoemd. Het zijn neutrale dingen die door een plotselinge belichting
licht, kleur en warmte gaan uitstralen en voor het oog van de beschouwer
beginnen te leven.
Naschrift
Doordat
ik zo gericht was op de inhoud van dit gedicht, vergat ik bijna aandacht te besteden aan zijn
vorm. Het is opmerkelijk hoe het gedicht is opgebouwd. Algemene uitspraken
worden afgewisseld met concrete voorbeelden. Daardoor wordt het geen betoog,
maar in dit korte bestek van enkele
regels wordt wel de hele filosofie van de poëzie der dingen samengevat en beeldend toegelicht. Hoewel het
gedicht geen rijm heeft, wordt het toch muziek, doordat de versregels ritmisch in
elkaar vloeien. Het is een plezier om het hardop te lezen.