Posts tonen met het label Aragon Louis: les Poètes. Alle posts tonen
Posts tonen met het label Aragon Louis: les Poètes. Alle posts tonen

10 juli 2010

Louis Aragon: Les Poètes


Je ne sais ce qui me possède
Et me pousse à dire à voix haute
Ni pour la pitié ni pour l'aide
Ni comme on avouerait ses fautes
Ce qui m'habite et qui m'obsède

Celui qui chante se torture
Quels cris en moi quel animal
Je tue ou quelle créature
Au nom du bien au nom du mal
Seuls le savent ceux qui se turent

Machado dort à Collioure
Trois pas suffirent hors d'Espagne
Que le ciel pour lui se fît lourd
Il s'assit dans cette campagne
Et ferma les yeux pour toujours

Au dessus des eaux et des plaines
Au dessus des toits des collines
Un plain-chant monte à gorge pleine
Est-ce vers l'étoile Hölderlin
Est-ce vers l'étoile Verlaine

Marlowe il te faut la taverne
Non pour Faust mais pour y mourir
Entre les tueurs qui te cernent
De leurs poignards et de leur rires
A la lueur d'une lanterne

Etoiles poussières de flamme
En août qui tombez sur le sol
Tout le ciel cette nuit proclame
L'hécatombe des rossignols
Mais que sait 1 'univers du drame

La souffrance enfante les songes
Comme une ruche ses abeilles
L'homme crie où son fer le ronge
Et sa plaie engendre un soleil
Plus beau que les anciens mensonges

Je ne sais ce qui me possède
Et me pousse à dire à voix haute
Ni pour la pitié ni pour l'aide
Ni comme on avouerait ses fautes
Ce qui m'habite et qui m'obsède



Les Poètes,

Analyse:

Wat bezielt de dichter, wat obsedeert hem?
Het is niet zeker dat we antwoord krijgen op onze vraag omdat de dichter in eerste instantie stelt dat hij het niet weet. En ook in de laatste strofe wordt dat niet weten herhaald.

Er worden drie redenen genoemd waar het de dichter niet om gaat: Ni pour la pitié, ni pour l'aide, ni comme on avouerait ses fautes (niet om medelijden, niet om hulp, niet om zijn fouten te bekennen).

In strofe twee wordt een eerste aanzet gegeven tot een mogelijk antwoord. Poëzie wordt uit pijn geboren: celui qui chante se torture (wie zingt pijnigt zich). Maar ook hier blijft de vraag open wat de dichter pijnigt. Welk dier moet hij in zichzelf doden en overwinnen? Is poëzie een noodzakelijk innerlijk verzet in naam van het goede of het kwade?

Kennelijk is een eenduidig antwoord op wat de dichter bezielt niet mogelijk. Het is niet over te dragen zoals men kennis kan overdragen. Hier wordt terugverwezen naar de daad van het dichten zelf. Zij weten het alleen wier stem is verstomd Seuls le savent ceux qui se turent: alleen zij weten  wat dichten is, die er zich tot het uiterste voor hebben ingezet. Het antwoord is een verwijzing naar de ervaring.

Het gedicht Les poètes eindigt zoals het begon met dezelfde bezwerende vraag. Ook dat bevestigt dat het antwoord niet kan worden gegeven of liever dat ieder antwoord onvoldoende is en moet worden overstegen.

In Les poètes dus geen antwoord op de gestelde vraag. Niettemin is de herhaalde vraag in de laatste strofe niet meer dezelfde als die uit de eerste. Er is meer lading in gekomen door de verwijzing naar de gestorven dichters, zoals Machado, Hölderlin, Verlaine, wier zingen de hemel in vuur heeft gezet.

Dus toch nog een antwoord op wat poëzie is en doet? Het is een pijnkreet, die is omgezet in gezang: l’Homme crie ou son fer le ronge et sa plaie engendre un soleil plus beau que les anciens mensonges: de mens schreeuwt, wanneer zijn ijzer hem schroeit en zijn wond brengt een zon voort die schoner is dan de oude leugens.. Poëzie is dus een gezang dat als een licht opgaat tegen de duisternis van de leugens.

Het menselijke gemis, het lijden, het verzet tegen de leugen, kan poëzie voortbrengen. In welke vorm? In de vorm van dromen. Het lijden brengt dromen voort: la souffrance enfante les songes. Dromen kunnen kennelijk boven de mensheid lichten als een zon. Het is de verbeelding, die een opening creëert, een gelukbrengend perspectief.

In Les poètes is de droom een zon, die mooier is dan alle oude leugens. Tegenover de droom staat hier niet de waarheid, maar de leugen. De droom is hier de waarheid. De verbeelding creëert een nieuwe ware werkelijkheid.

Maar dan is de verbeelding en daarmee de poëzie niet iets particuliers, individueels, willekeurigs. Dan put ze uit een universele bron, waaruit alle grote dichters hebben geput. Iets wat er is en wat de dichter in bezit neemt en hem drijft om stem te worden. Het is zijn ik dat eerst gedood moet worden om het dieper dan het ik te laten spreken.